zwaren ingediend, die mij evenwel niet gegrond zijn voorgekomen. Zonder het kwetsen van particuliere belangen kan geene zaak van algemeen nut t t stand komen. Het geldt hier niet eene onverschillige zaak, maar naar mijn oordeel eene van groot nut en belangrijke verfraaijing. De Mare is de eenige toegang in het midden der stad van het oude naar het nieuwe gedeelte. Bij kerk- en marktdagen is de passage zeer druk, en aange zien op sommige gedeelten twee rijtuigen bezwaarlijk kunnen passeren, zal het weldra noodig zijn het rijden van twee zijden te verbieden. Aan beide einden staan kapitale kerkgebouwen, die nu bijna geen toegang heb ben en veel tot verfraaijing zouden bijdragen, wanneer de Mare werd ge dempt. Voor het belang der zaak dus zoude ikwenschen, dat de opgegeven bezwaren nader werden onderzocht. De Voorzitter. Er was eenvoudig bij de behandeling der begrooting een denkbeeld over de zaak aangegeven, dat wij beloofden nader te zullen overwegen. Maar noch bij Burgemeester en Wethouders, noch bij de Commissie van Fabricage is, om de bezwaren aan de zaak verbonden, dat denkbeeld aannemelijk bevonden. De heer Krantz. Ik wenschte omtrent die bezwaren gaarne ingelicht te worden. De heer Hubrecht. Bij de behandeling der begrooting is de demping der Mare door den heer Krantz ter sprake gebragt, maar dit plan is niet naar de Commissie yan Fabricage verzonden, de voorgedragen som voorde nieuwe brug is goedgekeurd, en de Voorzitter heeft medegedeeld de zaak in gedachte te zullen houden. Ik vermeen dat groote bezwaren aan het plan zullen verbonden zijn. Vooral bij" marktdagen passeren daar veel schepen, vele hebben in de Mare eene vaste ligplaatsen ik geloof dat het belang me debrengt, dat de vaartuigen zoo veel mogelijk het middenpunt waar de markt gehouden wordt kunnen naderen; dit kon van die zijde niet dan door grooten omweg worden verkregen. Maar ook door de demping der Mare zoude een groot gedeelte der stad verre van water verwijderd zijnhet geen vooral in geval van brand tot groot ongerief zoude leiden want moet hierin door brandputten worden voorzien, dan zoude zulks daarenboven tot groote uitgaven noodzaken. De heer Krantz. De tijd reeds verstreken zijnde, zal ik mijne mede leden niet langer bezig houden. Wat nu de vernomen bezwaren aanbe langt ik kan die niet deelen. In de nabijheid zijn twee groote kanalen, waaruit voldoende water af te leiden is om ingeval van brand te kunnen gebruiken. En voor de beurtschippers, die een of meerdere uren hebben afgelegd, zal het wel geen bezwaar zijn om nog eenige minuten te varen, om de plaats hunner bestemming te bereiken. De Voorzitter. Het ware noodig, dat van u een bepaald voorstel uitging. Immers het is raoeijelijk van Burgemeester en Wethouders te vergen dat zij een voorstel zullen doen, waartegen zij zelve groote beden king hebben. De heer Krantz. Ik begrijp zeer goed de moeijelijkheid om nu te beslis sen. Maar daarom wenschte ik dat het voorstel betredende de brug ter nadere overweging werd gezonden aan Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage. De heer Stoffels. Het best ware maar ook dit punt in stemming te brengen en dus denzelfden weg te volgen als zoo even. De heer du Kitu. Ik zou willen vragen, of men bet nommcr niet zou kunnen aannemen, met weglating der paragraaf in de voorwaarden, welke op het onderhouden der passage voor voetgangers betrekking heeft. De heer Hubrecht. Over deze brug heeft vooral van voetgangers eene drukke passage plaats. De Voorzitier. Ik geloof, dat juist uit hoofde van het druk vertier de zaak een groot ongerief zou geven. Letter c wordt hierop aangenomen met 19 tegen 2 stemmen. Tegen: de heeren Krantz en Driessen. d. vernieuwing eener brug over de Middelste gracht. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Voordragt tot af- en overschrijving op de gemeente-begrooting van 1863. Wordt op gelijke wijze aangenomen. X. Voordragt tot inrigting eener schietbaan ten dienste van het gar nizoen en de schutterij. De heer Tollens. Ik verheug mij over de voordragt van dit plan en ben er zeer voor. De Voorzitter. Ik zou het zeer wenschelijk achtendat deze en de volgende zaken mogteu worden afgedaan. Ik zou anders in de verpligting zijn gesteld weder spoedig eene vergadering te beleggen. Als dus de heeren zoo goed wilden zijn nog eenigen tijd bijeen te blijven, zou liet mij aan genaam zijn. De lieer Meerburg. Ik ben niet voor de voordragt. Ik acht het geen afdoenden maatregel; wij hebben al genoeg van die halve maatregelen en wat het belang voor de gemeente betreftwanneer de stede ijke accijusen vervallendan is het voordeel van een garnizoen niet veel meer voor de ge meente-inkomsten. De heer van Kaathoven. Als ik het wel hebzal de schietbaan zijn buiten de V\ittepooiT tussclien de twee bleekerijen in. Maar wordt er dan een groot schut gemaakt? Ik heb in andere plaatsen gezien, dat de baan van weerskanten beschut werd. Ik moet opmerken, dat er hier veel gevaar bestaat voor menschen en vee, die in de nabijheid zijn. Ik ben in begin sel zeer voor de zaak; maar ik wenschte wel eenige zekerheid te erlangen, dat tegen gevaren goed gezorgd worde. De heer Hubrf.cht. Ik vereenig mij gaarne met de voordragt. Wel was het veikieslijk dat de schietbaan langer had kunnen zijn, daar ik vernam dat vooral voor de tirailleur-couipagniën meerdere lengte wenschelijk isnoe zeer onlangs was ik in de gelegenheid die te Gouda te zien, ook daar was de baan langer Hat het gevaar aangaat, indien de baan goed is aange legd bestaat hiervoor geen vrees. Langs de zijde der schietbaan wordt geen wal aangebragt. maar op gelijkmatige lengte worden traversen van zand aangelegd, en aan bet einde een vrij hooge kogelvanger. Midden tusschen de traversen door wordt gescholen, en nu zal, indien het schot regts of links afwijkt, de kogel altijd in de traversen smoren. De opmer king van den lieer Meerburg is scherp; dit terrein is niet zoo maar los aangewezen, men is begonnen naar een goed terrein in de nabijheid te zoekenzelfs heeft eene inspectie met de militaire autoriteit plaats gehad en alstoen is geblekendat dit terrein het meest geschikt wasook zijn nog pogingen aangewendom van den aangrenzenden eigenaar een stuk in huur te krijgen, tot verlenging der baan, doch deze onderhandelingen zijn door overdreven eischen afgesprongen. De heer Meerburg. Ik heb gezegd, dat ik den maatregel niet afdoende vonden tegen eenen halven maatregel ben. De heer de Moen. Ik vind het nog al eene dure onderneming; dan, in dien het zoo hoog noodzakelijk is en wij er in moeten voorzien, zal het wel dienen te geschieden. De heer Wttewaall. Met het plan om eene schietbaan daar te stellen ten dienste van het garnizoen en de schutterij op den voet als men deze thans eiders heeftben ik wel ingenomen. Dezer dagen heb ik zoodanige inrigting met dgn wethouder Hubrecht te Gouda gezien. Het vinden van een geschikt ter rein levert mijns inziens een grooter bezwaar dan de daartoe benoodigde gelden. Ik koester echter de hoop dat het bezwaar in meer terrein later nog kan worden weggenomen. De heer Driessen. Ik zou willen weten, hoe de Commissie van Finan ciën er over denkt. Het betreft hier toch eene uitgave van f iöOO, en gaarne zou ik vernemen of zij zich met die uitgave vereenigt. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat het noodig was over deze zaak de Commissie van Financiën te hooren. Later zal zij ons moeten voorlichten hoe de middelen te vinden. Haar steeds over ieder voorstel, dat tot uitga ven kan leiden, vooraf te hooren, acht ik niet gebiedend gevorderd. De heer Driessen. Ik ben volstrekt niet tegen de schietbaan, maar ik 'zou wenschen te weten of de gelden gevonden kunnen worden. De Voorzitter. De Commissie van Financiën zal later haar oordeel moeten uitspreken, hoe de gelden te vinden. Nu echter had men zoo han delende de Commissie moeten beraoeijelijken met het opmaken van een rap port over eene zaakwaaraan misschien geen gevolg konde worden gegeven. De heer van Outeren. Ik ben voor de inrigting eener schietbaan, maar tegen de plaats die daarvoor wordt voorgesteld. Ik deel in het algemeen de bedenkingen ten deze van den heer van Kaathovenmaar voeg daar nog een bezwaar bij, namelijk de nabijheid van die schietbaan bij den straatweg; daardoor zal, gelijk van zelf spreekt, die weg voor voetgangers niet onveilig worden, maar voor rijtuigen voorzie ik ongelukken, wanneer eken dag misschien en op elk uur van den dag schoten met geweer of buks zoo in de nabijheid worden gelost. Ik meen dat de plek, vanwaar het geweervuur zal uitgaan, honderd ellen van den straatweg zal verwijderd zijn; maar wat beteekent een afstand van honderd ellen om daar door het knallen der schoten voor paarden op den weg onschadelijk te ma ken? Ik herinner mij dat vóór eenige jaren, juist ter bedoelde plaatse, een belangrijk onheil met een rijtuig heeft plaats gehad, veroorzaakt door het gebruik eener kegelhaanstrekkende langs den straatweg. Ik wensch alzoo dat eene meer geschikte plaats voor het aaarstellen eener schietbaan mogt worden aangewezen. De heer Cock. Ik ben geheel van het gevoelen van den heer van Outeren. Ik ben wel voor eene schietbaan, maar deze plaats acht ik daarvoor minder geschikt. lie heer Goudsmit. Ik ben van dezelfde meening als de vorige sprekers. De heer Scheltema. Ik ben zeer voor het voorstel. Wel had ik ook gewenschtdat de schietbaan de vereischte lengte van 250 in plaats van 200 ellen kon hebben; doch ik vertrouw datindien daartoe nog mogelijkheid bestaat, de Commissie van F'abricage daaraan zal voldoen. De heer Hartevelt. Ik heb geen bezwaar legen de zaak zelve, maar wel tegen de nabijheid der schietbaan bij den straatweg. De Voorzitter. Als ik het wel heb is de vrees, dat de baan wat te digt bij den straatweg zou zijn, een bezwaar, dat wat te zwaar bij de heeren weegt. Ik herinner mijdat de schietbaan te Zutphen vlak aan den straatweg ligt. Er zijn daar twee banen, waar men zich herhaaldelijk oefent; bij de herberg de laatste stuiver een, die vlak aan den straatweg ligt, en de andere op 2 a 3 el afslands. 11e heer Hubrecht. Bij de schietbaan te Gouda loopt de straatweg langs de baan, terwijl de straatweg hier op eenen afstand van honderd ellen de schietbaan kruist De heer Wttewaall. De nabijheid van den straatweg levert daar, zoo als door den heer Hubrecht gezegd is, geen bezwaar; dat werd ons dooreen deskundige verzekerd en dat kan ik ook wel aannemen, omdat daar geen geschut noch pelotons-vuur wordt gebezigd, maar ieder scherpschutter zijn schot om beurte lost. Wat liet gevaar betreftwelke de kogels zouden kun nen veroorzakenkan ik hier bijvoegen dat de redouten zoo doelmatig wor den ingerigt, dat het bijna onmogelijk is dat bij een misschot de kogel zich elders verspreidt dan in den daartoe met zorg opgeworpen grond. De heer Meerburg. De ondervinding heeft geleerd dat paarden meer schrikken van een geweerschot dan wel van een zwaarder schot. Er zou dus gevaar bestaan door de nabijheid van den publieken weg. De Voorzitter. In Zutphen schiet men toch ook met geweerof met de buks. Ik erken dat liet terrein niet in allen deele voldoende is. Als wij in ruimte te kiezen hadden gehadzouden wij zeker eene betere plek heb ben aangewezen; maar wij waren te zeer in onze keuze beperkt. Dat was het moeijelijke van de zaak. De voordragt wordt hierop aangenomen met 11 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren Meerburg, Krantz, de Moen, van Outeren, Cock, Goudsmit en Hartevelt. XI. Adres van A. J. van Hoeken, tot het in eigendom bekomen van een open erf aan de Minnebroêrsgracht. Burgemeester en Wethouders radenovereenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, bedoeld erf aan den adressant in eigendom af te staan., tegen betaling van het vijf-en twintigvoudig bedrag der recognitie of eene koopsom van f 25. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. XII. Adres van J. P. Rietbergen, om vergunning tot het leggen van eene stoep voor zijne woonhuizen aan de Nieuwe Mare, geteekend wijk V, n°. 651 en 652. Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricageden adressant de gevraagde vergunning te ver- leenenmits volgende de aanwijzing van rooimeesters. Wordt op gelijke wijze aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten. Te Levden ter Boekdrukkerij van J. C. DKABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 6