orde eene commissie te benoemen om het adres te ontwerpen, dat aan de Begering zou worden ingediend. De heer de Moen. Zouden Burgemeester en Wethouders dan niet de goedheid willen hebben zich met het opmaken van dat adres te belasten? Als de Baad dit mogt goedvindenis daardoor van zelf de commissie benoemd. Dit denkbeeld wordt door onderscheiden leden ondersteund. De Voorzitter. Dan zullen wij zorgen, dat het ontwerp-adres in de vol gende vergadering ter tafel wordt gebragt. Wordt mitsdien beBloten Burgemeester en Wethouders liet ontwerpen van het adres op te dragen. VI. Nadere voordragt aangaande het rooijen der boomen op den Ouden Singel, tusschen de Mare en de Janvossensteegsbrug. De. conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders bevat het volgende: //Met het advies van de Commissie van Fabricage kunnen wij ons wel vereenigenweshalve wij dienovereenkomstig de vrijheid nemen ons vroeger overgelegd rapport in conclusie te wijzigen en u te raden ons tot den ver koop der boomen, staande tusschen de Janvossensteeg en Mare, aan den Ouden Singelte magtigenmet uitzondering der beide kastanjeboomen aan de Marebrug en der drie kastanjeboomen voor het huis, bewoond door mr. H. Obreenen daarvoor later eene geheele nieuwe rijreeds eenigzins gelijkmatig ontwikkelde, ijpenboomen te planten." De heer Hubrecht. Bij het rapport heb ik niets te voegenen mogt hetzelve worden aangenomendan vertrouw ik dat zoowel de adressanten die boomen wenschen te zien weggenomenals zij die boomen wenschen te behouden, zullen zijn bevredigd. De heer Meerburg. Ik zoude er niet voor zijn ijpenboomen te plaat sen. Ik meen dat er voor het meerendeel nu ijpen staan en de ondervinding heeft geleerd dat, wanneer lindeboomen in de plaats van ijpen worden geplantdeze weliger groeijen; ten anderen zijn de bladen van ijpenboomenverwaaijende in de gootennadeeliger dan lindebladen. Het is welligt om deze reden dat men vroeger in de steden meer linde- dan ijpenboomen plaatste. De beer du Rieu. Ik vind het jammer, dat wij te gelijk moeten vol doen aan verzoeken om boomen te rooijen en om ze te laten staan. Ik had veel liever gezien, dat het eerste advies der Commissie van Fabricage gevolgd ware en alle boomen gerooid werden en er andere voor in de plaats gesteld werden. Ik vind het bestaan dier kastanjeboomen een groot ongerief, door de kwaadwilligheid der straatjongensdie gemeenlijk de kastanjes van de boomen afslaan en daardoor veel schade aan de buizen toebrengen. Dit ongerief kan worden voorkomen door het planten van andere boomen. De heer Tichler. Ik ben het in zoo verre met den vorigen spreker eens, dat het beter aan het oog zal voldoen en regelmatiger zal zijn, wanneer er boomen worden geplant van dezelfde soort, en niet, zoo als thans, boomen van verschillende soort. Wanneer de Commissie van Fa bricage daaraan zou kunnen voldoendan zal ik mij voor hare voordragt verklaren. De heer Stoffels. Ik zou er ook voor zijn, alle kastanjeboomen weg te nementen einde de kwaadwilligheid der straatjongens hierin te doen ophouden. Ook ben ik voor eenheid in soort bij die beplanting. De heer Hartevelt. Wanneer men iedereen genoegen wil doen en met alle menschen goede vrienden blijven, brengt men weinig goeds tot stand; men heeft getracht allen te bevredigen, en zoo als nu het voorstel lfgt, verkrijgt men geen geheel. Ik zal er tegen stemmen. De heer van der Hoeven. Het is voor mij niet gemakkelijkbij al het verschil van meeningen en van boomeneen bepaald gevoelen uit te bren gen. Ik stem het den heer Hartevelt gaarne toe, dat het moeijelijk is ie der genoegen te doen, en acht het vrij wat gemakkelijker elk ongenoegen te geven. Maar hier zijn wij toch in de gelegenheid genoegen te geven aan beide partijen en ik zou daarom genegen zijn voor het tegenwoordig voor stel te stemmen. De heer Hubrecht. Naar aanleiding van het gesprokene wil ik de vraag doen, of de conclusie in zoo verre kan worden gewijzigd, dat de Commissie van Fabricage vrij blijve in de keuze der soort van te plaatsen boomen. Wat mij aangaat zoude ik het plaatsen van lindeboomen, vooral daar ter plaatse, nog niet direct als beter willen overnemen. De Voorzitter. Ik zal het voorstel in stemming brengenmet dien verstande, dat de Commissie niet gehouden is aan de soort van boomen. De heer Tichler. Komt er nu eene rij gelijksoortige boomen? De Voorzitter. Neen. De heer Tichler. Dan ben ik er tegen. De voordragt wordt hierop aangenomen met 12 tegen 3 stemmen. Tegen: de heeren du Rieu, Tichler en Hartevelt. De heer Krantz die, met anderenhet verzoek tot rooijing der boomen had gedaanhield zich buiten stemming. VII. Adres van Curatoren der Leydsche Hoogeschool tot het leggen van twee uitspringende treden voor het huis in de Nonnensteeg, wijk I, n°. 322. Burgemeester en Wethouders hebbenna ingewonnen advies van de Com missie van Fabricagegeene bedenkingen tegen dit verzoek en raden dien overeenkomstig te besluiten. i Deze conclusiewaarover door geen der leden het woord wordt gevraagd wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, wordende de Burgemeester als lid van het Collegie van Curatoren geacht niet te hebben medegestemd. VIII. Adres van T. J. van 't Hooft, tot het leggen van een duiker op den Ouden Rijn, wijk VII, n°. 1096. Het rapport van Burgemeester en Wethouders bevat deswege het volgende //Wij hebben ingewonnen het advies van de Commissie van Fabricage, hetgeen wij de eer hebben hierbij over te leggenwaarmede wij ons wel kunnen vereenigen en nemen alzoo de vrijheid u te raden dit verzoek in te willigen, mits betalende het regt van f 1.50 'sjaars, bepaald bij art. 3 n°. 10 van het tarief, vastgesteld 5 Maart 1857 en de kosten van het tij delijk opgraven en herstraten van den grond." t Wordt ingelijks zonder beraadslaging met algemeene stemmen aange nomen. IX. Verordening op het brandwezen. De heer Driessen. Algemeene beschouwingen over deze verorde ning heb ik nietik wenseh echter de aandacht dezer vergadering te vestigen op een geheelen ommekeer van zaken, in het brandwezen, die eldersik noem b. v. Amerika Engeland reeds plaats heeft gehaden zeer zeker ook hier te lande zal plaats hebben. Ik bedoel namelijk den omme keer van zakendie plaats heeft door het gebruik van stoom in plaats van gewone spuiten. Door het gebruik van stoom toch heeft men de meest I verrassende resultaten verkregendie dan ook het vermogen der gewone brandspuiten verre op den achtergrond latenen degenen die meer bijzonder belang in deze zaak stellen, verwijs ik naar het concours van stoombrand- spuiten dat heeft plaats gehad verleden jaar in Sydenham Palace, en vooral naar den enormen brand, die het entrepot St. Félix te Antwerpen vernielde waar de stoomspuit van den heer Wood wonderen heeft verrigt, zoo zelfs, dat men alle andere spuiten naar huis heeft kunnen zenden. Ik wijs hierop mijnheer de Voorzitter, omdat het brandwezen hier ter stede op het punt staat van een nieuwe phase in te treden. Wij zullen ons gaan bezig houden met eene verordening van een tal artikelenmet het benoemen en aanstellen van heel wat personenterwijl na verloop van ik durf het te voorspellen zeer korten tijd, wanneer b. v. eene van onze zustersteden den moed heeft eene stoomspuit aan te schaffen en wij dat voorbeeld mogten volgen al dit werk nutteloos zou gedaan zijn. Ik wil hier niet verder uitweiden over het gewigt, dat ik aan de zaak hecht. Het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter, dat het doelmatig zou zijn de verordening thans niet in discussie te brengenmaar dat er door den Raad eene commissie van deskundigen werd benoemdom te onderzoeken of het aanschaffen eener stoomspuit in het belang van het brandwezen hier ter stede kan geacht wordenen dat is hetgeen ik voorstel. De Voorzitter. Ik geef u gaarne toe, dat bij het ontwerpen der ver ordening de zaak, door u ontwikkeld, niet voor den geest gekomen is, maar tevens dat het overweging verdient bedacht te zijn op de aanschaffing van spuiten, die bevonden zijn meer doelmatig en bruikbaar te wezen. Ik er ken daarbij, dat in verband hiermede ook de voorstellen aangaande het personeel zoowel als het materieel zouden moeten worden gewijzigd. Maar om tot een zoo veranderd plan over te gaan verdient de zaak nader onder zoek. Er zijn toch nog al belangrijke gevolgen aan dit geheel veranderde stelsel van brandblussching verbonden. Op zich zelf echter acht ik de zaak voor deze gemeente van groot belang; en ik zou het wenschelijk achten, dat het voor en tegen werd overwogen, en rijpelijk onderzocht, of men al of niet ten deze bij het oude zal blijven. De heer Gevers. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Dries sen zou ik wel in overweging willen gevendat daarover rapport werd uit- gebragt. Het geldt toch eene geheel nieuwe zaakdie naar mijn oordeel wel een opzettelijk onderzoek door eene speciale commissie zou vereischen. De heer Driessen, Ik zou er voor zijn, dat het onderzoek geschiedde door de Commissie van Fabricage. Dat onderzoek kan dadelijk plaats heb ben en behoeft niet veel tijd te vorderen. Ik geef toe dat de eerste aanleg kostbaar zoude zijn, maar men vergete ook niet dat wij jaarlijks voor het brandwezen op de begrooting circa f 3000 uittrekken en dat de omslag aan het tegenwoordige stelsel verbonden, bewijze de lijvige verordening, die wij voor ons hebbeninderdaad zeer groot is. De heer Hubrecht. Ik wil ook gaarne het door den heer Driessen aangevoerde ondersteunen. Ik moet echter mededeelen dat deze zaak bij de ontwerpers der verordening ook reeds ter sprake is gekomen, en zich twee bezwaren opdeden de groote kostenen de meening dat de andere spuiten ook zouden behouden moeten blijven, zoo tot beveiliging bij brand der belendende panden, als om ook, des gevorderd, voor gevaar op andere plaatsen gereed te zijn. Nu hoor ik den heer Driessen aanvoeren, dat bij een hevigen brand de buitengewone dienst van eene stoombrandspuit is ge bleken zoo zelfs dat andere spuiten buitenwerking konden blijvenen ik vind dus de zaak belangrijk genoeg om eens meer naauwgezet onderzocht te worden. De heer Driessen. Door eenige agenten van assurantie-maatschappijen, die de brandschade te Antwerpen geregeld hebben, is mij verzekerd, dat de stoomspuit van den heer Wood, een Engelsch industrieel aldaar, zulke goede diensten heeft bewezen, dat men de andere spuiten heeft kunnen verwijderen. Men zou misschien eene groote en eene kleine .stoomspuit kunnen nemen, terwijl er toch ook nog een tal van particuliere spuiten in de stad zijndie bij brand uitstekende diensten bewijzen. De Voorzitter. Ik geef dan in overweging om thans niet voort te gaan met de behandeling der verordening, maar inmiddels de zaak te onderzoe ken en dat onderzoek voorts op te dragen aan de Commissie van Fabricage. De heer Gevers. Daar het voorstel van den heer Driessen is uitgegaan en deze bijzondere kennis van de zaak schijnt te hebbenzou ik wel in overweging geven hem uit te noodigen van de Commissie deel uit te maken. De Voorzitter. Ik noodig dan den heer Driessen uit om voor dit on derwerp zich te willen aansluiten aan de Commissie van Fabricage en ons later met haar de resultaten van het gedane onderzoek mede te deelen. De heer Driessen. Ik ben zeer gaarne bereid mij aan de Commissie aan te sluiten. Onze firma heeft eens plan gehad eene stoomspuit aan te schaffen; voor één particulier is de zaak echter nog al kostbaar. Evenwel is zij in het bezit van eenige inlichtingendie der commissie van nut kun nen zijn. De heer Hubrecht. Het zal de Commissie van Fabricage zeer aange naam zijnindien de geachte voorsteller zoo door mededeeling van hetgeen hij van de zaak weet, als door het aangeven van bronnen, waar men hiero ver licht kan bekomen, de taak der commissie wil gemakkelijk maken, en met ons de zaak verder onderzoeken. Wordt mitsdien besloten de beraadslaging over de verordening op het brandwezen voorloopig aan te houden. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 3