HANDELINGEN TAM DIN GEHENTIBAAD TAN LEYDIN V Zitting van Donderdag 7 Januarij 1S61, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heeren Meerburg, Kneppelhout van Sterkenburg, Ge vers, Wttewaall, du Eieu, Tichler, Stoflels, Krantz, Hartevelt, van der Hoevende Moenten SandeDriessende FremeryHubrecbt en Sie genbeek. De heeren van Outeren en Tollens gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De vergadering geopend zijnde, houdt de Voorzitter de volgende aanspraak Ik open onze vergadering en maak mij deze gelegenheid gaarne ten nutte om al aanstonds, nu wij voor de eerste maal in het pas begonnen jaar bij eenkwamen, tot u, mijne geachte medeledeneen welgemeend woord te rigten. Allereerst zij het een woord van gelukwensching dat ge tot heden ge spaard bleeft, eene hartelijke bede, dat ook dit jaar u en de uwen hetzelfde voorregt ten deele moge vallendat ge u in het onschatbare genot van ge zondheid en opgewektheid moogt verblijden, in uwen werkkringzoowel als in den schoot uws gezins voorspoed en vreugde moogt ondervinden. Bij den blik op het jaar dat achter ons ligt, vestigt zich bij menig uwer het oog, even als het mijne, met innigen weemoed op dierbare betrekkin gen welke ons ontvielen, die wij zoo gaarne gewenscht hadden lang nog te behouden. Ook onze kring werd voor die grievende beproeving niet gespaard. Nevens onzen waardigen gemeenteontvanger, wiens wankelende gezond heid in den laatsten tijd zijn naderend einde deed voorzienherdenken wij met droefheid den geheel onverwachten slag, ons door het afsterven van ons hooggeacht medelid Kluit toegebragt, die te midden van zijnen voor zijn gezin en de maatschappij zoo nuttigen werkkring op eenmaal in den bloei des levens werd weggerukt. Nog zagen wij in ons midden de plaats ontledigd van hem die, elders zijne woonplaats vestigende, geen deel meer aan onze werkzaamheden konde nemen, wiens grondige regtskennis en scherpzinnig oordeel wij vroeger me nigmaal in de gelegenheid waren op te merken en te waarderen. Gaarne zult ge met mij den wensch uitspreken dat zij diedoor het ver trouwen der burgerij daartoe geroepenspoedig hunne zetels zullen innemen die taak waardiglijk mogen vervullen. Ten aanzien onzer gemeente, het voorwerp van onze warmste belangstel ling, acht ik mij gelukkig, terugziende op het verloopen jaar, niets dan goeds te kunnen vermelden. Schoon er zich geene bijzonder merkwaardige gebeurtenissen in voordeden, mogen wij ons echter verheugen, dat zij voor rampen van hevige ziekte of brand werd bewaard. De bronnen van welvaart in haar midden werden mildelijk onderhouden, haar uiterlijk aan zien getuigde van toenemend vertier, hare inkomsten overtroffen onze ver wachting, de markten leverden goede vruchten. Inzonderheid geldt dit van de veemarkt, welke in der daad op beduidende wijze toenam, zoodat wij ons verblijden mogen dat aan de plannen, tot uitbreiding van de daar toe aangewezene ruimte ontworpen, door onze goedkeuring uitvoering konde worden gegeven. Aan den goeden geest en de zucht tot orde, welke Leydens ingezetenen bezielde, breng ik gaarne eene dankbare hulde. Inzonderheid blonk dit luisterrijk uit bij het herinneringsfeest van Nederlands herboren volksbestaan toen ieder als om strijd het verblijdend bewijs leverde van innige gehecht heid aan het dierbaar Vaderland, het geëerbiedigd Hoofd van den Staat en zijn doorluchtig geslacht. Met voldoening wijs ik er op dat de bezorgdheid, welke zeker velen met mij bekroop, als konden de geldmiddelen der gemeente ten gevolge der vordering, door de Algemeene Commissie van liquidatie der wees- en mom- boirkamers tegen haar ingesteld, zwaar gedrukt worden en wij verpligt zijn voor de daden van het voorgeslacht thans een beduidend offer te brengen door de beslissing der arrondissements-regtbank alhier gevestigdwaarbij die vordering werd afgewezen, grootelijks is getemperd. Vatten wij dan, MM. HH., zooveel genoten zegen erkentelijk herden kende, onze taak dit jaar weder met lust en ingenomenheid op, onze ge meente op nieuw ootmoedig in Gods hoede en bescherming aanbevelende. De heer Stoffels. Ik vermeen de tolk der vergadering te zijn, mijn heer de Voorzitter, wanneer ik voor de welwillende woorden, ons door u toegesprokenu een woord van dankzegging brenge. Bij den dank u ge- bragt voor het ons toegeroepenehebben wij wederkeerig eenen wensch u te brengen. Het is diedat het u aan lust en krachten niet zal ontbreken zoo tot leiding onzer vergadering als tot de behandeling der zakendie ons te wachten staan. De bevordering der belangen van onze gemeente in het algemeen u aan te bevelenacht ik geheel overbodiggij hebt tot op he den getoond wie en wat gij voor deze gemeente als haar hoofd zijt, maar u van den Allerhoogste dien zegen, zoo noodig voor u en voor uwe be trekkingen toe te wenschendat is wat ons gevoel ons gebiedt. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 24 December 1863 worden daarop gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt vervolgens mede: 1°. Eene missive van den Minister van Binnenlandsche Zakendd. 26 December 1863, n°. 11 (5e. afd.)houdende bedenking om nu reeds aan den Koning voor te stellen, dat de school van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrixbij hare uitbreidingals voldoende voor eene gemeen telijke school voor middelbaar onderwijs worde erkenddaar zulks eerst dan zou kunnen geschieden wanneer zijeenmaal in werkingbleek aan de vereischten te beantwoorden. Deze missive is van den volgenden inhoud /'Door den Koning is aan mij gerenvoyeerd een adres van den gemeen- 1864. teraad van Leydenwaarbij de wensch wordt te kennen gegevendat door Zijne Majesteit op grond van het 2do lid van art. 14 der wet, regelende het middelbaar onderwijs, aan de gemeente Leyden vrijstelling worde ge geven van de verbindtenis tot oprigting een'er burgerschoolin het eerste lid van dat artikel haar opgelegd, en wel op grond dat door de ontworpen reorganisatie der school van het genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix met behulp van een subsidie der gemeente tot stand te brengenop vol doende wijze in de behoefte zal worden voorzien. Er schijnt reden te zijn om te verwachtendat inderdaad door de ont worpen reorganisatie der bedoelde school de oprigting een er gemeente-bur gerschool overbodig zou zijn. Evenwel kan de vrijstelling daarvan door den Koning niet worden verleend, dan wanneer het blijkt, dat inderdaad "in de behoefte op andere wijze voorzien is." Eene ontworpen regeling kan derhalve tot zoodanige voordragt aan den Koning niet voldoende wor den geacht, daaraan moet uitvoering zijn gegeven, en het moet gebleken zijn dat zij in de behoefte voorziet, alvorens ik tot zoodanig voorstel aan den Koning mag overgaan. Het schijnt dus wenschelijk dat, hoe eer hoe liever, door het gemeentebestuur aan de voorstellen van het bestuur van genoemd genootschap gevolg worde gegeven en de school volgens het nieuwe plan ingerigt; is zij eenmaal in werking en voldoet zij aan de verwachting, dan zullen door mij de noodige stappen worden gedaan om de verlangde vrijstelling te verkrijgen. De Minister van Binnenlandsche zaken, Aan HH. Burgemeester err Thokbecke. Wethouders van Leyden." Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze missive aan te hou den, als behoorendc tot een onderwerp op heden sub III aan de orde gesteld. 2°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland van 22 December des vorigen jaars, B. n°. 6529 (3e afd.), G. S. n°. 29, waarbij het raadsbesluit van den 17en dier maand, tot verkoop van p. m. 40 ijpenboomen, wordt goedgekeurd. 3°. Eene dispositie van Gedeputeerde Staten van Zuidhollandvan de zelfde dagteekening, B. n°. 6577 (3e afd.), G. S. n°. 35, behelzende goedkeuring der gemeente-begrooting voor 1864. Deze worden aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt nog over: 1°. Adressen van P. A. Eortuyn Harreman, om tot opziener le klasse der gemeente-fabricagewerkenen van A. van der HeydenL. F. S. Monde en J. M. van Vlietom tot opziener dier werken te worden benoemd. Wordt besloten, overeenkomstig de voordragt, deze te stellen in handen van de Commissie van Fabricage, ten fine van berigt en raad. 2°. Adres van J. van Heukelom Jr. c. s.strekkende tot het in gebruik bekomen van het terrein van het plantsoen tusschen den molen de Valk en de Marepoort, ten einde het tot eene uitspanningsplaats, gedurende den zomer, voor werklieden en hunne gezinnen, in te rigten. 3°. Voorstellen van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, betreffen de eene verbetering en aanvulling van het pijpennet en tot vinding der daarvoor benoodigde fondsen. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad. 4°. Verslag van den wetenschappelijken keurder van levensmiddelen aangaan de zijne verrigtingen gedurende het jaar 1863. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit aan te nemen voor ken nisgeving en gedurende 14 dagen ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Nog deelt de Voorzitter mede dat, bij missive van 29 December 1863, de advocaat Neeb heeft berigt dat, bij vonnis van dien dag, de arrondisse- ments regtbank alhier de vordering der Algemeene Commissie van liqui datie der zaken van de voormalige wees- en momboirkamers tegen deze gemeente heeft ontzegd, met veroordeeling van genoemde Commissie in de kosten van het regtsgeding. De bedoelde missive luidt als volgt: Leyden, 29 December 1863. Edel-Achtb. Heer! Het strekt mij tot bijzonder genoegen u te kunnen mededeelen dat de arrondissements-regtbank te Leyden bij vonnis van heden de vordering der Algemeene Commissie van liquidatie der zaken betreffende de voormalige wees- en momboirkamers tegen de gemeente Leyden heeft ontzegd, met veroordeeling van genoemde Commissie in de kosten van het regtsgeding. Hoogachtend heb ik de eer te zijn UEd. Achtb. D. D. Mr. Neeb. Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. Aan de orde is: I. Onderzoek der geloofsbrieven van de twee nieuw benoemde leden van den Gemeenteraad. De heeren du Bieu, Tichler en Kneppelhout van Sterkenburg worden dooi den Voorzitter uitgenoodigd zich met het bedoelde onderzoek te willen bezig houdenen wordt de vergadering inmiddels geschorst. De vergadering heropend zijnde, wordt door de commissie het volgende rapport uitgebragt, bij monde van den heer du Bieu. De heer nu Bieu. De commissie heeft de geloofsbrieven van beide heeren 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1864 | | pagina 1