zijne instructiede begrooting aan de Commissie van Fabricage invan al wat op de gemeentewerken betrekking heeft; nu komt in de memorie van toelichting op de begrooting, door Burgemeester en Wethouders aangeboden, eene som voor waarin specifiek is opgenoemd wat tot gewoon onderhoud behoort, en tevens eene som voor buitengewoon onderhoud, dat zijn ver nieuwingen en herstellingen, die niet uit de som, voor gewoon onderhoud besterad, kunnen bestreden worden. En ik geloof dat dit juist is, daar op de begrooting toch alle posten moeten voorkomendie men rekent dat in dat jaar benoodigd zullen wezen. De heer Goüdsmit. Dat is juist hetgeen ik bestrijd. Wij zijn niet in de gelegenheid geweest de zaak vooraf te bediscussiëren. Wij kunnen haar dus niet beoordeelen en ik zie nog niet in waarom men niet vooraf die groote posten op zich zelve zou hebben kunnen maken tot een voorwerp van afzonderlijke beraadslaging. Dan zouden wij na op eiken post te zijn ingelicht, met kennis van zaken kunnen oordeelen; dit kunnen wij thans niet. De heer Hubrecht. Ik moet herhalen dat ik niet begrijphoe dit anders zou moeten geschieden. De vraag is gedaan of de brug over de Nieuwsteeg zoo dringend herstelling noodig heeft, en dan kan ik antwoorden: ja, bij deze brug doen zich verschijnselen van bouwvalligheid voor, die het onraad zaam maken de vernieuwing uittestellen. Eene inspectie met den architect heeft mij de overtuiging hiervan gegeveneen gedeelte der kruin aan de zijde der Ruïne toont eenige afwijking aan zoodat er zelfs sprake is om de boog te versterkenen ik durf de verzekering niet gevendat zulks mis schien niet weldra noodzakelijk zal worden. De heer Goudsmit. In de memorie van toelichting komt onder na. 5 een post voor van niet minder dan 5000. Dat is toch nog al eene be langrijke uitgaaf. De heer Hubrecht. Het geldt daar eene noodzakelijke verandering. Maar nu stellen wij voor het aanbrengen van ijzeren balansendie wel is waar duur der, maar toch ook veel duurzamer zijn. De heer de Fremery. Aan het verlangen dat zoo even is uitgedrukt, om bij eenigzins belangrijke werken of herstellingen de plannen niet in te brengen bij de begrootingmaar die liever vooraf te doen beoordeelen en vaststellen, kan dunkt mij bezwaarlijk worden voldaan, daar de gemeentewet eischt dat alles op de begrooting zal gebragt worden, en ook andere leden, zooals de heer Lezwyn, eene tegenovergestelde meening zijn toegedaan en wenschen dat tusschentijds geene groote werken zullen in overweging genomen worden. Bovendien ontbreekt veelal de tijd om te onderzoeken wat in een volgend jaar zal moeten plaats hebben. Wanneer de architect zijne opmerkin gen voor den zomer heeft gedaan, komen in de maand Julij zijne voor stellen, die veelal tot een uitgebreid onderzoek aanleiding geven, bij de Commissie van Fabricage. Deze levert hare begrooting in het begin van Augustus bij Burgemeester en Wethouders indie voor het einde der maand de plannen onderzoeken en met de overige bescheiden bij den Raad in brengen. Dit geschiedt dus voor of op 1 September. De behandeling van de begrooting heeft doorgaans, zooals nu, eerst plaats op het einde van Octo ber, dus twee maanden later, eene tijdruimte die, dunkt mij, voldoende ge legenheid geeft tot onderzoek. En wordt er meerdere inlichting verlangd, de Commissie van Fabricage zal zeker altijd bereid zijn die te geven, ook voor dat de begrooting in behandeling komt. De heer Tichler. Is nu het ééne gedeelte onafscheidelijk verbonden aan het ander? Of zou het dempen der gracht en het afbreken der poort niet afzonderlijk in stemming kunnen worden gebragt? In dat geval zou ik mij tegen de demping verklaren; maar de afbreking der Koepoort juich ik zeer toe. Alleen wanneer bewezen was, dat de uitdamping der gracht schadelijk voor de gezondheid moest geacht worden, dan alléén zou ik met de demping der gracht kunnen instemmen. De Voorzitter. Dan zal misschien het best zijn om tegen te stemmen, maar het is moeijelijk de zaak te splitsen. Het kon toch zijn, dat bij andere leden het omgekeerde plaats had en zij voor de demping en tegen de afbraak waren. De heer van der Hoeven. Wat zal er nu beslist zijn, indien art. 82 niet mogt worden aangenomen? De Voorzitter. Dan vervalt de vermindering, door de Commissie van Financiën op n°. 75 voorgesteld. De heer Wttewaall. Als ik no. 75 in verband beschouw met no. 82, dan ben ik vooralsnog niet gestemd over te gaan tot het plan om de Koe poort af te breken en de gracht aldaar te dempen. De rampzalige geschet ste toestand van zoovele onzer bruggen is van dien aarddat het mij voor komt dat daaraan in de eerste plaats degelden moeten worden besteed; dan kan men later weder overgaan tot het verfraaijen. Ik ben daar te meer voor, daar bij mij de vaste overtuiging bestaat dat weinige ingezetenen van hunnen overvloed leven en veel liever wat minder betalen dan welke verfraaijing ook, als zij daartoe iets meer zouden moeten bijdragen. De Voorzitter. Men moet niet vergeten, dat nos. 11 en 12 van no. 75 in no. 82 begrepen zijn. No. 82zooals het door de Commissie is voorgedragenhierop in hoof delijke omvrage gebragt zijnde, verklaren er zich 11 leden voor en 11 tegen, zoodat de stemmen andermaal staken en eene beslissing ook hierover verdaagd wordt tot de volgende vergadering. Voor hebben gestemd: de heeren Stoffels, Tollens, van Outeren, Gevers, Hubrecht, de Fremery, Hartevelt, Driessen, de Moen, Krantz en de Voorzitter. Tegen: de heeren Kneppelhout van Sterkenburg, du Rieu, Meerburg, van der Hoeven, le Poole, Goudsmit, Cock, ten Sande, Wttewaall, Li- brecht Lezwijn en Tichler. De Voorzitter. Ik zou naar aanleiding hiervan nu ook voorstellen no. 75 aan te houden en te reserveren tot na de stemming over no. 82, en om alsnu over te gaan tot no. 76. Dat no. wordt aldus goedgekeurd: Onderhoud van pompen en riolen ƒ2320. No. 77Onderhoud van havensvaartenkaaimurensluizen en andere waterwerken ƒ5650. Door de Commissie van Financiën is voorgesteld het bedrag van den post met 900 (voorgedragen voor het dempen der sloot langs den singel tus- I schen den Koepoortsweg en de Naakte Sluis) te verminderen en dus te brengen I op 4750. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat er van den kant van het dagelijksch bestuur zwaar zal gestreden worden over eene zaak, die zulk een klein ver schil in de rekening maakt. Het geldt eene sloot buiten de Koepoort, eene sloot, die ontegenzeggelijk een modderpoel is te noemen; maar waarvan de aangrenzende bewoners tot eene naburige gemeente behooren. En ofschoon ik het nu wenschelijk achtte, dat de sloot onzerzijds wierd gedempt, zal ik daarop echter niet verder aandringen. De heer Hubrecht. De kosten hiervoor uitgetrokken zouden kun nen verminderd wordenindien men besloot geen riool te metselendaar toch de aangelanden inwoners eener andere gemeente zijn en zij welligt beerputten op eigen grond konden daarstellen. Zij zouden toch van het onderhoud der bruggetjes over de sloot ontheven worden. Hierdoor zouden de kosten tot 500 kunnen verminderd worden. De heer Gevers. Als nu de sloot wordt gedempt, zouden de bewoners, meen iknog eene afsluiting noodig hebben. De Voorzitter. Ja, sommige althans. Als men voorts besloot tot dem ping over te gaanonder den last voor die menschen om ten hunnen koste een riool te leggenzouden wij misschien hen daartoe ongezind vinden en hun ondienst zijn gedaan. De heer Meerburg. Behoort de grond niet aan een andere gemeente? De Voorzitter. De sloot behoort aan de stad, maar de grond behoort ons niet toe. Zonder hoofdelijke stemming wordt de post hierop goedgekeurd. Nos. 78 en 79 worden aldu3 goedgekeurd: Onderhoud van vaartuigen ƒ800; Idem van klokken, horologiën, speelwerken en dergelijke ƒ800. Hoofdstuk III. Kosten voor eigendommen, welke de gemeente naar HET BURGERLIJK REGT BEZIT, MET DE DESWEGE VERSCHULDIGDE LASTEN. No. 83. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke 8450. De Voorzitter. Hieromtrent is door de Commissie van Financiën voor gesteld den post van 1200 voor herstellingskosten van de Mare-poort niet uit te trekken, maar die zaak uit te stellen, totdat over het al of niet afbreken van poorten nader eene beslissing zal genomen zijn. De heer Goudsmit. Eene enkele opmerking, mijnheer de Voorzitter. Ik lees in de memorie van toelichtingdat de toren van de Mare-kerk voor ziening vereischt; en men gaat daarbij uit van het denkbeeld, dat in het onderhoud van den toren ook begrepen is dat van den koepel, omdat dat gedeelte van de kerk, waar de koepel op rust, gerekend kan worden tot den toren te behoorenen men stelt op dien grond voorde helft der kos ten van onderhoud ten laste van de stad te brengenmaar ik zou het raad zaam achten dit punt nog eens nader en opzettelijk te onderzoekendaar men volgens deze redenering het herstel der gansche kerk bijna op de schou ders der gemeente zou kunnen laden. Ik voor mij zou vooralsnog bezwaar hebben tegen die kosten; maar in ieder geval zou ik de beslissing over dit punt wenschen verdaagd te zientotdat beter en naauwkeuriger zij aan gewezenwat behoort tot de verpligting der gemeente, wat tot die van de kerk. De heer Librecht Lezwyn. Ik deel geheel het aangevoerde door den heer Goudsmitdaar er meer kerken zijnwaar hetzelfde plaats heeft en waaromtrent ook bepaald dient te worden uitgemaakt, wie en in hoeverre men met het onderhoud belast is. De heer Meerburg. Wat dien toren van de Mare-kerk betreftverwon dert het mij, dat die nu zoo slecht is, terwijl het niet lang geleden is, dat hij eene belangrijke reparatie heeft ondergaan. De heer Hubrecht. Dat de toestand nu zoo slecht is en ook in den laatsten tijd is toegenomenis gebleken naar aanleiding van eene inspectie door den gemeente-architect, met den architect van het kerkelijk bestuur. De heer Meerburg. Dan moet die toestand zeer verergerd zijn, want ik heb er weken lang een stellaadje gezien. De beer Hubrecht. Ik kan verzekeren dat voor dit onderzoek door den gemeente-architect, met den architect van het kerkelijk bestuur, geen steiger aan den toren der Mare-kerk is aangebragt; van den binnentrap is gebruik gemaakt, en op die wijze is het gebrek blijkens schriftelijk inge diend rapport behoorlijk onderzocht kunnen worden. De heer du Rieu. Is de stad ook verpligt tot onderhoud der kruidtorens zijn haar die in eigendom verbleven? Een dier torens verkeert in bouwval- ligen toestand. De Voorzitter. Ja, de torens zijn aan de stad gereserveerd. Maar omtrent de kruidtorens komen tweeërlei beschouwingen in aanmerking. Aan de ééne zijde wenscht men de bewaring van het kruid zooveel mogelijk te verwijderen van de stad. Mogt dat denkbeeld niet kunnen worden verwezen lijkt, dan zou een van de kruidtorens moeten worden vernieuwd en de ander kunnen vervallen en welligt voor den nu afgekeurden een nieuwe moeten worden opgebouwd. Dat zijn de punten, die besproken zijn en nader wor den overwogen. De heer Driessen. Behalve de zaak der Mare-kerk is er nog een voorstel van de Commissie van Financiën ten opzigte der Mare-poort. De Voorzitter. Dat voorstel hadden wij gedaan; maar de Commissie van Financiën was van oordeel, dat dit nog wel kon worden uitgesteld. De heer Hubrecht. Ik vermeen dat de bedoeling der Commissie van Financiën is, dat de 1200 voor herstellingskosten van de Mare-poort zul len wegvallenen een voorstel tot amotie van die poort zal worden inge diend. De heer Driessen. Mijne bedoeling is deze. De Commissie van Fabri cage had voor herstellingskosten der Mare-poort voorgedragen ƒ1200, ter wijl de Commissie van Financiën die som wil doen vervallen. De heer Hartevf.lt. Mijns inziens kan de post van ƒ2250 niet blij venmaar dient pro mem. uitgetrokken te worden. Er dient een onderzoek ingesteld, dat zal moeten bewijzen, waar de onderhoudspligtigheid van de stad begint en waar die eindigt. Ik ken de overeenkomst van 1798 vol strekt niet; maar, als men aanneemt, dat, waar de koepel op rust, ook tot den toren behoort, dan zie ik niet in, waarom de eerste steen van het kerkgebouw er ook niet toe behoort, want ook daarop rust de toren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 7