bestaat er geene gelegenheid om te spoelen of water te halen. Die men- schen nu hebbenvooral op den marktdagheel wat water noodig. Bij ge legenheid der beestenmarkt en het in voor- en najaar onophoudelijk door trekken van vee veroorzaakt niet weinig onreinheid op de straat. Ik acht die verfraaijing zonder nut, niet op te wegen tegen het ongerief dat er door te weeg gebragt wordt. De heer Meerburg. Ik ben niet geheel het gevoelen van den vorigen spreker toegedaan. Ik ben wel voor het atbreken van poorten, maar niet van alle. Als de Koepoortsgracht zal gedempt wordenzal er in een ge deelte van den singel stilstaand water komen en alzoo de verversching be lemmerd worden. De heer de Fremery. Ik kan niet aannemen dat iedere demping de vrije doorstrooming van het water belemmert; integendeel geloof ik veeleer, dat door het wegnemen van zijkanalen de doorstrooming in de hoofdvaar ten zal bevorderd worden. Dit zal ook naar mijne wijze van zien alhier het geval zijn; bovendien biedt het plan vele en aanmerkelijke voordeelen aan. Ik zal het voorstel dus gaarne ondersteunen, ofschoon ik anders tegen de amotie van poorten ben, en mij verpligt acht er op te wijzen dat in het wegnemen ook van deze poort er wel eenig bezwaar is voor de surveil lance, die noodwendig meerder toezigt, meerdere voorzorgen zal vereischen zoolang de plaatselijke accijnsen nog in stand moeten gehouden worden. De heer van dee Hoeven. Als er besloten wordt die poort af te bre ken, zal ik er tegen zijn. Ik heb mij reeds meermalen tegen het afbre ken der poorten verklaard. Mijne meening daaromtrent is genoegzaam be kend. Ik acht het niet begeerlijk, dat wij Leyden in Leyden niet meer zouden herkennen. Ik voor mij zou liever zien, dat de oude openbare ge bouwen bleven staan en men die in eere hield omwaar het noodig was ze te herstellen. Wij hebben hier eene stad vol herinneringen. En indien wij nu alles zouden afbreken, wat ons aan vroegere tijden doet denken, zou ik dat zeer betreuren. Ik zou daarom de Commissie van Fabricage op haren weg van afbreking niet gaarne aanmoedigen. De heer du Rieu. Ik behoor in deze tot de minderheid der Commissie van Financiën en ben dus niet voor het afbreken der poort. Ik vind het eene uitgaaf, die men waarlijk kan missen. Naar mijn inzien zal hierdoor minder verfraaijing worden verkregen dan men zich voorstelt. Ik vrees toch, dat, als de Koepoort wordt afgebroken, de nabij staande kleine huisjes meer voor den dag zullen komen en dus geen fraai gezigt zullen opleveren. Ik moet hierbij vragenof onder die 4000 voor het dempen der Koepoortsgracht ook het leggen van de straat is begrepen. Is dat niet het geval, dan moet daarvoor toch weder op eene andere wijze worden betaald. De heer Hubrecht. Bij de beoordeeling van dit plan dient wel in het oog te worden gehoudendat de brug over de Nieuwsteeg dringend voor ziening eischt, en d,e brug voor de Koepoort evenzeer geheel moet ver nieuwd worden. Nu is overwogen of bij het noodzakelijke van de twee bovengenoemde werken niet te gelijk eene gewenschte verbetering aan dat gedeelte der stad zoude kunnen verkregen wordenwaartoe wij meenden dat de demping der Koepoortsgrachtamotie der Koepoort, en veranderde rig- ting der brug voor die poort, zeer in aanmerking kwamen. Vereischte de demping der Koepoortsgracht met de aan te leggen riolen en kolkloozin- gen kosten, de waarde der Koepoort kwam in mindering, zoodat, gelijk in de memorie van toelichting staat, het plan slechts 2000 meer zoude kos ten. Ook moet worden herinnerddat door de demping het onderhoud van drie, toch daarenboven steile, bruggen en 540 el walmuur zoude ver vallen. Nog is aangevoerd dat de demping groot ongerief voor de scheep vaart zoude opleveren. Hiermede kan ik niet instemmenindien toch de brug aan den Vliet herstelling of zelfs vernieuwing eischte, zoude dit wel kunnen geschieden zonder de vaart te stremmen; de verandering aan de Hoogewoerdsbrug heeft hiervan het bewijs geleverd, maar daarbij is de uit weg door de Koepoortsgracht niet dan voor kleine vaartuigen dienstig. Voor schepen zonder staanden mast staat ook nog de passage open door de Meer burgervaart en de Vrouwenvaart naar den Vliet. Ook belemmering der wa- terverversching is niet geheel juist; de waterschermen toch aan de Koepoort gaan niet tot den grond toe en dienen voornamelijk om den stroom te be lemmeren terwijl het water toch onder de boog nabij het Kruidhuis de stad kan in- of uitvloeijen. Op de vraag of de kosten van bestrating onder de som zijn begrepen, moet ik antwoorden neen, maar indien het onder no. 72 voorgestelde was aangenomen, namelijk 100000 keijen van grooter soort, had de bestrating hieruit kunnen gevonden worden. De heer du Rieu. Men heeft alzoo nu een anderen weg gevolgd dan bij vorige gelegenheid. Want toen werden voor de Verwersstraat en voor de gedempte Marendorpsachtergracht afzonderlijk keijen aangevraagd. De heer Hubrecht. Wat de heer du Rieu aanvoert is juist; maar ik moet herinneren dat de Commissie van Financiën heeft geadviseerd om het plan nu reeds in behandeling te nemen. Op de begrooting door Burgemees ter en Wethouders aangeboden was lief plan voor memorie uitgetrokken en wat de bestrating aangaat op het grooter aantal aangevraagde keijen ge rekend. De heer Meerburg. Het water, dat ik bedoel, loopt niet langs het Kruidhuis, maar gaat door de Naakte sluis tot de Koepoortsbrug alwaar een keersluis is. Wat het aangevoerde nopens de grootere schepen betreft, begrijp ik niet; om in de Meerburgervaart te komen moeten zij door de zoogenaamde Vrouwenvaart en om daarin te komen verhindert Lammenbrug. De heer Kneppelhout van Sterrenburg. Ik ben ook tegen de dem ping der Koepoortsgracht en de afbreking der Koepoort. Ik heb deze stad altijd hooren aanvoeren als eene zeer gezonde plaats. Dat wordt toegeschre ven aan de vele grachten, die er zijn, zoo zelfs, dat in de mindere buur ten, waar de woningen digt bij elkander geplaatst zijn, dit geen schade kan te weeg brengen voor de openbare gezondheid. Daarom geloof ikdat men zeer voorzigtig moet zijn met het dempentenzij er sprake mogt we zen van eenjg stilstaand water. Bij vroegere gelegenheid is er ook gespro ken over het dempen van de LangeSrug. Dit zou ik als eene wenschelijke zaak beschouwen, maar niet het dempen van de Koepoortsgracht. De Voorzitter. Ik geloof, dat wij niet genoeg kunnen onderscheiden, dat het hier niet bloot eene verfraaijing geldt. De voorgenomen verande- dering is meer een gevolg van den gebrekkigen toestand van de Koepoorts brug en van de brug over het Rapenburg aan de Nieuwsteeg. Die beide bruggen vorderen bepaaldelijk herstelling cn vernieuwing, en bij die gele genheid nu tracht men tevens eene altijd wenschelijke verfraaijing te ver krijgen. Dit, dunkt mij, moet niet uit het oog worden verloren; die ver andering zal daarbij zeer zeker een beter aanzien aan de stad geven bij het inkomen. Het gevoelen van den heer van der Hoeven dienaangaande, en diens bezwaar in de amotie van de poortofschoon ik dat eerbiedigkan ik niet in alles deelen. Ik geloof daarbij, dat er een beduidend gemak in de passage zal worden verkregen, inzonderheid ook bij het aanvoeren van vee, waarop straks werd gedoeld. Veel ongerief, door de tamelijk beperkte ruimte inderdaad ontstaande, zal op deze wijze worden opgeheven, terwijl de zwarighedenwelke men zich thans voorspiegeltallengs zullen wegvallen. Beter en ruimer toegang verschaft van zelf een meerder vertier en biedt daartoe de beste gelegenheid aan. De heer Librecht Lezwyn. Wanneer ik mij tegen eenige verfraaijing verklaar, doe ik dat voornamelijk met het oog op onze financiën. Ik ben wel voor verfraaijing in het algemeendoch alleen indien daar mede geene belangrijke kosten gepaard gaan. Maar als ik naga het enorme cijfer, dat vroeger dooreengenomen ruim f 61000 bedroeg en voor 1803 is geworden f 81000 en nu voor 1864 op f 81855 is voorgedragen, en wanneer nu nog daarbij komt wat door de Commissie van Financiën is voorgesteld waardoor het totaal zoo wat ruim f 90000 wordtdaargelaten nog wat van de onvoorziene uitgaven zal worden afgenomen, en voor het loopende jaar reeds met f 7000 is geschieddan kan ik mij met het voorstel van de Commissie van Financiën niet vereenigen. Het is moge lijk dat er gebreken zijn, die vroeger bestaan hebben en niet ontdekt zijn en daardoor nu dubbele uitgaven vorderen, maar dit is voor mij eene reden om waar het kan zuinig te zijn. Ik geloof toch, dat men, met het oog op de gemeentelijke financiën, wel wat al te ver gaat; en daarom verwon dert het mij, dat de Commissie van Financiën zulk een post, die door de Commissie van Fabricage zelve niet was aangegeven, heeft voorgesteld. De heer van der Hoeven. Het verwondert mij, dat wij nu zouden moeten beslissen over eene zaak van dien aard (ik kan mij vergissen), waaromtrent geen bepaald voorstel is gedaan. Er is wel in het algemeen gezegdzooveel zal het kosten. En nu wil de Commissie van Financiën dien post zoo maar op de begrooting hebben gebragt. Dat kan, naar mijn inzienniet geschiedenzonder dat wij een vast plan hebben. Wij zouden bij de behandeling der begrooting een plan gaan aannemen, waarover wij thans niet geroepen waren te oordeelen. De heer de Moen. De redenwaarom ik als lid der Commissie van Financiën heb voorgesteld de verandering in haar geheel tot stand te bren gen en tot dat einde de geheele som uit te trekkenis daarin gelegendat daardoor in het vervolg kosten zullen kunnen worden bespaard. Zooals nu het groote plan is voorgesteldzullen er f 7800 voor onderhoud van bruggen en wallen kunnen vervallen en zal er tevens eene verfraaijing wor den verkregen. Dat is de reden, waarom de Commissie van Financiën tot dat denkbeeld is gebragt, en dat moet den heer van der Hoeven dus niet zoozeer verwonderen. De heer le Poole. Men mag van oordeel zijn, dat door de afbreking der Koepoort eene verfraaijing zal worden verkregen; maar ik vind de som voor die verfraaijing wel wat al te hoog, en ik kan mij daarmede dus niet vereenigen. Is b. v. de Nieuwsteegsbrug in zoodanigen toestanddat zij werkelijk verbetering eischt? Zou zij niet meer caduc worden voorgesteld dan zij werkelijk is, in verband met het plan tot demping van de Koe poortsgracht? De Voorzitter. Uw vermoeden zou eenigermate kunnen gelden, als wij het voorstel hadden gedaan. Maar in ieder geval gaat dat vermoeden wel wat ver, want men zou geneigd kunnen zijn, daaruit tot mindere naauw- gezetheid bij de Commissie te besluiten. Wij moeten met vertrouwen be rusten in hetgeen ons nopens den toestand der werken verklaard wordt door den architect en de Commissie van Fabricage. De heer le Poole. Zou men dan niet veeleer moeten denken aan de brug bij de Garen markt, die vrij wat erger is en steeds is en blijft eene brug die zeer moeijelijk is om op en af te rijden. De Voorzitter. Als die brug bevonden was werkelijk in bouwvalligen staat te verkeerenzou daaromtrent zeker een voorstel zijn gedaan. De heer Goudsmit. Ik schaar mij bij degenen die meenen dat het hier eene verfraaijing geldt, die thans nog door niets geregtvaardigd wordt. Zoo lang de belastingen zoo hoog moeten worden opgevoerd behoort men niet te veel toe te geven aan de zucht tot versiering. Maar ik heb nog eene andere bedenking rakende den vorm van die voorstellen. Wij zijn geroe pen over 13 nieuwe posten te beslissen tot een gezamenlijk bedrag van f 27000. Ik geloof niet dat het kan opgaan tot zulk een bedrag die uit gaven onverhoeds ter gelegenheid der begrooting binnen te smokkelen; en zoo wij al gedrongen werden de zaak nu te belissen, zou ik ten minste over iederen post afzonderlijk willen beraadslaagd zien. Maar 13 posten en bloc aan te nemen, die door het dagelij ksch bestuur zelf worden beschouwd als te zijn van buitengewonen aard, dat kan in geen geval opgaan. Ik zou het daarom wenschelijk achten, dat nog eens rijpelijk en bedaard over deze zaak kon worden nagedacht en thans geene beslissing werd genomen. Het betreft bovendien geen geringe posten, maar er zijn er onder van /"5000. Deze nu te behandelen incidenteel, bij gelegenheid der begrooting, voldoet mijns inziens niet aan de eischen eener goede financiële administratie. De Voorzitter. Men dient toch op te geven, wat men in een volgend jaar voor werken noodig heeft; en ik begrijp niet, hoe men anders zou moeten handelen. Men geeft toch de werken afzonderlijk op, en men spe cificeert ze. De heer Goudsmit. Jamij nheer de Voorzittermen specificeert ze wel; maar ze worden toch als buitengewone werken opgegeven. De Voorzitter. Men behoort toch over die posten als uitgaaf tè be slissen. De heer Goudsmit. Dit had dan moeten geschieden bij eene afzonder lijke voordragt vóór de begrooting, daar het geldt eene uitgaaf van buiten gewonen aardmaar niet nu incidenteel. De heer Hubrecht. Ik zie waarlijk de mogelijkheid niet in, om dit anders te regelen. In den loop der maand Julij dient de architect, volgens i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 6