HANDELINGEN TAN DEN GEMEENTERAAD TAN LETD1N. 15. Zitting Tan Donderdag 20 Augustus 1863, geopend des namiddags ten 2 ure. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek. Tegenwoordig de heerenStoffelsde MoenTichlerTollensLe Poole duRieu, Wttewaall, Meerburg, tenSande, Gevers, Hubrecht, de Fremery Hartevelt, Kneppelhout van Sterkenburgvan OuterenGoudsmitvan Kaathoven, van der Hoeven en Siegenbeek. De heeren Librecht LezwijnKrantz en Kluit gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 6 Augustus 11. worden gelezen en goedgekeurdwaarna de Voorzitter mededeelt Eene dispositie van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidhollandvan den 4 Augustus 1863, B. n°. 3945 (3® afd.), G. S. n°- 43, waarbij het raadsbesluit van 23 Julij bevorens, tot wijziging der gemeente-begrooting, zoo in ontvang als in uitgaaf, wordt goedgekeurd. Deze wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van de weduwe P. Dingjan, om vergunning tot het leggen van eene stoep met palen, voor het huis wijk VI, n°. 398. 2°. Voorstel van de raadsleden Librecht Lezwijn, Goudsmit en Hartevelt, betreffende het reglement op het beheer en bestuur der gasfabriek. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten fine van berigt en raad, en inmid dels van n°. 2 een afschrift in de leeskamerter inzage van de leden neder te leggen. 3°. Adres van bewoners der IJzeren gracht, tot het stellen van eene pomp, op die gracht, na hare droogmaking. Dit adres wordt, overeenkomstig de voordragt, gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders, als behoorende tot de bemoeijingen van dat collegie. 4°. Adres van J. H. Meijer, om ontheffing van zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting 1863. Overeenkomstig de voordragt wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën ten fine van berigt en raad. 5®. Begrootingen voor 1864, van de dienstdoende Schutterij en het Werkhuis. Deze wordenovereenkomstig de voordragt, gesteld in handen der Com missie van Financiën, ten fine van berigt en raad. Alvorens de aan de orde gestelde onderwerpen in behandeling worden ge nomen gaat de vergadering over in eene zitting met gesloten deuren. De openbare vergadering heropend zijnde, is aan de orde: I. Onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw inkomende leden. De Voorzitter. Ik zal de heeren de Moen, Hubrecht en Hartevelt ver zoeken, zich met het bedoelde onderzoek te willen belasten; terwijl ik na afloop van dat onderzoek de commissie uitnoodig over iederen geloofsbrief afzonderlijk rapport te willen uitbrengenopdat ieder lid achtervolgens gedu rende de beraadslaging over zijne toelating de vergadering kunne verlaten. Inmiddels wordt ten voorschreven einde de vergadering geschorst. De commissie teruggekeerd zijnde, wordt de vergadering hervat en wordt, bij monde van den heer de Moenachtervolgens rapport uitgebragt over de in handen der commissie gestelde geloofsbrieven van de heerenTieboel Siegenbeek, van der Hoeven, Tollens, Goudsmit, Kneppelhout van Ster kenburg, Wttewaall, van Outeren, ten Sande en Gevers. Al de onder zochte stukken van de verschillende nieuwgekozen leden in volkomen orde bevonden zijnde, heeft de commissie tot hunne toelating geadviseerd en is, zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, aldus besloten; zijnde ge durende de behandeling der geloofsbrieven van den heer Tieboel Siegenbeek het voorzitterschap waargenomen door den Wethouder Stoffels, terwijl, krachtens het bepaalde bij art. 32 der gemeentewet, ieder der opgemelde nieuw inkomende leden op zijne beurt de vergadering tijdelijk heeft ver laten. De Voorzitter. Ik dank de commissie zeer voor de door haar vol- bragte taak. II. Benoeming van een hulp-onderwijzer der 2a® klasse aan de openbare school voor minvermogenden. Voor deze en de volgende aan de orde gestelde benoemingen worden de heeren Hartevelt, van Kaathoven en van der Hoeven door den Voorzitter uitgenoodigd om met hem het bureau van stemopneming uit te maken. De voordragt van Burgemeester en Wethouders bevat de volgende namen Jean Joseph Hubert Bokhorst, hulponderwijzer te Sassenheim, Willem van Leyden, hulponderwijzer in het diaconie-weeshuis der Hervormde gemeente te Amsterdam, Wilhelmus Jacobus van der Bilt, hulponderwijzer aan de lagere school te Beverwijk. De uitslag der stemming is, dat met algemeene (19) stemmen benoemd is J. J. H. Bokhorst. III. Benoeming van eene vierde hulponderwijzeres aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 2<L klasse voor meisjes. 1863. De voordragt bevat de volgende namen: Ilermina Oberman, hulponder wijzeres te BrielleChristina Catharina Wilhelmina Hamanhulponderwij zeres te Haarlem, Sara Maria Johanna Cornelia Gualthera Sander, hulpon derwijzeres alhier. De uitslag der stemming is, dat 11 stemmen op mej. Oberman en 8 op raej. Sander worden uitgebragt, zoodat benoemd is mej. H. Oberman. IV. Benoeming van een opziener bij de gemeente-fabricage-werken. Daartoe zijn door Burgemeester en Wethouders, in overleg met de Com missie van Fabricage, aanbevolen de volgende personen: Petrus Arnoldus Fortuyn Harremante 's GravenhageAbraham van der Heydente Ley den, Lodewijk Franciscus Simon Monde, te Leyden. De uitslag der stemming is, dat 18 stemmen op Fortuyn Harreman en 1 stem op van der Heyden wordt uitgebragt, weshalve benoemd is P. A. Fortuyn Harreman. V. Voordragt betreffende de verordening, houdende instructie voor de keurmeesters van levensmiddelen. Het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt: //Wij hebben de eer u bij deze over te leggen eene missive van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland, dd. 7 Augustus 1863 B. n°. 3862 (1® afd.), ten geleide eener nota van aanmerkingen van Gede puteerde Staten op de verordening van 23 Julij 11., houdende Instructie voor de keurmeesters van levensmiddelen enz. Ter voldoening aan de door dat collegie gemaakte bedenking, nemen wij de vrijheid u voor te stellenin art. 8 tusschen de woorden hebben zij het regt" in te voegen: //met uitzondering van den keurmeester der rijtuigen". Wijders maken wij van deze gelegenheid gebruikom u in overweging te geven aan art. 10 eene nieuwe alinea toe te voegen van den volgenden inhoud: //De keurmeester der rijtuigen evenwel doet dat verslag slechts éénmaal 'sjaars, na afloop der gewone keuring van voer- en rijtuigen"; en aan het slot van art. 11 mede eene nieuwe zinsnede te laten volgen, dus luidende: //Deze bepaling is niet van toepassing op den keurmeester der rijtuigen"; met welke wijzigingen wij u raden de verordening op nieuw vast te stellen." De missive van den Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland luidt als volgt: //De door den Raad uwer gemeente vastgestelde en bij uwen brief van den 25sle" Julij jl. n°. 425, aan Gedep. Staten ingezonden Instructie voor de keurmeesters van levensmiddelen, heeft aanleiding gegeven tot bedenkin gen, die geacht zijn tot het voordragen van hare schorsing of vernietiging door den Koning aanleiding te moeten geven. Ten einde zulks te voor komen, heb ik namens Gedep. Staten de eer, de bestaande bedenkingen, vermeld in de hierbij gevoegde nota van aanmerking, ter uwer kennis te brengen, en UEd. te verzoeken, die aan den Gemeenteraad mede te dee- len, en hem in overweging te geven de naar aanleiding daarvan noodige veranderingen in de opgemelde verordening te brengen. Het zal mij aan genaam zijn, den uitslag van 's Raads overweging met de dientengevolge gewijzigde stukken zoo spoedig mogelijk van UEd. terug te ontvangen, of de bedenkingen te vernemen, welke de Raad mogt hebben om op zijn ge nomen besluit terug te komen. De Commissaris des Konings in de provincie Zuidholland, J. Loudon." Bij deze missive was gevoegd de volgende //Nota van aanmerkingen op de Instructie voor de keurmeesters van levensmiddelen te Leyden. Art. 8. Aan den keurmeester van de rijtuigen kan het binnentreden der bergplaatsen daarvan, krachtens de wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad n". 83), niet worden toegelaten. Dit artikel zal dus wijziging in bovengemelden zin moeten ondergaan. Aldus vastgesteld door Ged. Staten in de vergadering van 4 Augustus 1863 (Mij bekend) De Griffier der Provinciale Staten van Zuidholland, JüST DE LA PaISIÈRES." De heer Goudsmit. Ik wenschte wel te vernemen, wat het denkbeeld is van Burgemeester en Wethouders omtrent die aanmerkingen van Gede puteerde Staten. Wat mij betreft, ik kan ze niet deelen. Deze zaak is niet van groot gewigt; maar men zal toch moeten erkennen dat dergelijke ongemotiveerde bedenkingen niet veel te beteekenen hebben. Volgens art. 1 der aangehaalde wet, kan de last tot het binnentreden van woningen wor den verstrekt, indien de zorg voor de nakoming van eenig voorschrift eener plaatselijke verordening, hetwelk strekt tot handhaving van de openbare rust of veiligheid, of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen dit vereischt. En nu zal toch wel het onderzoek der rijtuigen in het belang der veiligheid zijn van personen, zoo al niet tot bescherming van hun leven. Mijns inziens dus is de bedenking van Gedeputeerde Staten ongegrond. Te meer reden heb ik de meening van het dagelijksch bestuur te vragen. Geenszins geneigd mij tegen het Collegie van Gedeputeerde Staten te verzetten, ben ik aan den anderen kant niet gezind zonder overtuigd te zijn mijne eigen zienswijze voor die van anderen prijs te geven. De Voorzitter. Ik kan zeggen, dat bij de eerste lezing ook bij mij dezelfde twijfel is opgekomen. Ik geloof, dat zeer goed vol te houden is, dat de zorg voor rijtuigen ook is de zorg voor het leven der ingezetenen. Maar de leden van het dagelijksch bestuur waren het met mij eens, dat de zaak niet van dat belang is om daarover een strijd met Gedeputeerde Staten te voeren en ten gevolge daarvan eene vernietiging der verordening 22

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 1