komt, maar zoo men zich op dergelijk eene aanhaling mogt beroepen, zou
het mij niet genoeg bevredigen, omdat ik in wettelijke verordeningen van
verschillenden aard niet altijd zuiverheid en juistheid van taal meen op te
merken.
De heer de Fremery. In de rijkswet wordt overal het woord verificatie
gebezigdin den handel weet men nu eenmaal wat daaronder verstaan
wordt; ik geloof daarom dat het wenschelijk is gelijke uitdrukking ook in
onze verordeningen te behouden. Het is ook moeijelijk om de zaak, die
men bedoelt, in goed Hollandsch uit te drukken. Met die verificatie is
niet blootelijk bedoeld eene inzage, maar ook meting, weging, roeijing,
kortom alle mogelijke opnemingen die strekken kunnen om de verzekering
te verkrijgen dat de goederen werkelijk overeenstemmen met de aanwijzin
gen van de administratie.
De heer van der Hoeven, Ik heb niet zoozeer bedenking tegen het
woord verificatie op zich zelf als tegen de zamenvoeging daarmede van het
voorzetsel her.
De heer Goudsmit. Ik zou voorstellenin plaats van her-verificatiete
lezentweede verificatie.
Deze wijziging, waartegen de ontwerpers der verordening geene beden
king hebbenwordt goedgekeurd.
De heer Goudsmit. Ik heb nog eene tweede aanmerking. Er staat in
het artikel: //daarmede dan nog geen genoegen nemende, zal een nader
onderzoek op kosten van ongelijk kunnen worden gevorderd." Het onderzoek
zou dus hier zijn het subject, dat geen genoegen namiets wat zeer zeker de
bedoeling niet kan zijn. Ik zou daarom voorstellen te lezen: //Wanneer
daarmede door den belanghebbende geen genoegen wordt genomenzal er
een nader onderzoek kunnen worden gevorderd."
De heer Stoffels. In den vorigen zin//waaromtrent hij zich dadelijk
zal moeten verklaren" wordt reeds van den belanghebbende gesproken. Er
wordt dus in het artikel niemand anders dan de belanghebbende bedoeldwan
neer er volgt: //daarmede nog geen genoegen nemende", voorafgegaan door
de woorden: //waaromtrent hij zich dadelijk zal moeten verklaren."
De Voorzitter. Aan het bezwaar van den heer Goudsmit ware mis
schien te gemoet te komen, als men las: //zal hij een nader onderzoek op
kosten van ongelijk kunnen vorderen."
De heer Goudsmit. Het ware dan misschien nog beter te lezen«zal
hij op kosten van ongelijk een nader onderzoek kunnen vorderen."
De heer Tollens. Nu wij toch bezig zijn met het purifiëeren van dit
artikel, stel ik voor ook het woord aanhechtbriefjeaan het slot van het
artikel, te doen vervallen. Ik kan de beteekenis van dit, mij althans, nieuw
woord niet juist vatten. Het is goed om, bij voorkeur, Nederduitsche
woorden te bezigen in eene Nederlandsche verordeningmaar nu ik toch al
in dit zelfde artikel de woordenverificatieher-verificatie en cachet vind
opgenomenzag ik het daarin voorkomend aanhechtbriefje liever door het
woord étiquette vervangen.
De heer de Fremery. Het is hier geen étiquettedie bedoeld wordt
maar een bewijs dat de inhoud overeenkomt met het goed waarover ver
schil bestaat.
De heer Stoffels. Wat hier bedoeld wordt, is geene eigenlijke étiquette,
maar een aan de flesschen gehecht briefje, waarop de aanwijzing zoo van
sterktegraadals 't geen verder noodig is voorkomt.
De heer Tollens. Dan ware het ook eenvoudiger te lezenen van
een daaraan gehecht briefje, houdende de noodige aanwijzing, voorzien."
De heer Goudsmit. Ik wenschte ook aan het slot van het artikel de
woorden: «na te hebben gediend" veranderd te hebben in: //na den af
loop der zaak," Men zegt niet zoo absoluut: //na te hebben gediend,"
dan van dienstboden.
De heer Stoffels. «Na te hebben gediend" wil zeggendat na de
genomen proeven een en ander wordt teruggegeven. Daarop slaat die uit
drukking, en het aanhechtbriefje wordt aan de flesschen gehecht, waarmede
die proeven genomen zijn.
De heer Goudsmit. Het is toch niet de taal van den wetgever. Er
worden in het dagelijksche leven dikwerf termen gebezigd, die ik niet
gaarne in eene verordening zou opgenomen zien. Deze althans vind ik
triviaal.
De Voorzitter. Ik weet mij hier geene andere of betere uitdrukking
voor te stellen. Ik moet toch vragen of de afloop der zaak niet ligtelijk
nog ver kan zijn verwijderd.
De heer Goudsmit. Dan is zeker de bedoeling niet goed uitgedrukt.
Men schijnt te hebben willen te kennen geven: //nadat de proef is afge-
loopen" terwijl ik dacht dat men bedoelde, dat de geheele zaak moest ge
ëindigd zijn. Ik zou dan voorstellen te lezen//na afloop van het onder
zoek."
De Voorzitter. Ik zal nog eens het geheele artikel voorlezenzoo
als het nu luiden zou: «Voor zoover de belanghebbende zich bezwaard
mogt achten met de opneming der ambtenarenzal eene tweede verificatie
door anderedaartoe behoorlijk gemagtigdeambtenarenonder welke ten
minste één geëxamineerd roeijer, kunnen plaats hebben, waaromtrent hij
zich dadelijk zal moeten verklarendaarmede dan nog geen genoegen ne
mende, zal hij op kosten van ongelijk een nader onderzoek kunnen vorderen,
op te dragen aan twee scheikundigenwaarvan een door Burgemeester en
Wethouders en een door den belanghebbende te benoemen, aan welke,
ingeval van verschil van meening, een derde scheikundige, door den kan-
tonregter te benoemenzal worden toegevoegdop welker uitspraak Burge
meester en Wethouders het bedrag van den accijns bepalen. Hangende het
onderzoek zal, in spoedvorderende gevallen, de belanghebbende met den
ontvanger kunnen overeenkomen om, behoudens de vereischte zekerheid,
aan de partij hare bestemming te geven. Proeven voor het onderzoek of
de verificatie vereischt, worden zoo noodig in dubbel genomen en de daar
voor vereischte flesschen door den belanghebbende verstrekt; deze worden
met het gemeente-cachet en des verkiezende met dat van den belangheb
bende verzegeld, en van een daaraan gehecht briefje, houdende de noodige
aanwijzing, voorzien; na afloop van het onderzoek, wordt een en ander den
belanghebbende teruggegeven."
De heer Goudsmit. Waarom is men van het vroegere denkbeeld afge
weken ten aanzien van de benoeming der scheikundigen?
De heer Stoffels. Omdat het geval zich laat denken, dat, wanneer bij
verschil van meening tusschen de twee scheikundigendeze zich een derde
zouden moeten toevoegen, zij het ook daaromtrent niet konden eens zijn,
en dc een A zou willen benoemen, en de ander B. In zoodanig geval nu
zou de kantonregter den derden scheikundige hebben te benoemen.
De heer Goudsmit. Waarom wordt die derde niet door Burgemeester
en Wethouders benoemd? Dat zou kosten, tijd en moeite besparen.
De heer Stoffels. Bij de rijkswet is ook de benoeming door den kan
tonregter bepaald. En daar het Burgemeester en Wethouders zijndie na
de uitspraak van deskundigen, het bedrag van den accijns bepalen, is het
voegzamer dat zij de benoeming niet doen.
De heer Goudsmit. Na die opheldering kan ik mij met het artikel ver
eenigen.
Het artikel, zoo als het thans met de verschillende daarin gebragte
wijzigingen luidt, wordt hierop goedgekeurd.
Artt. 5 en 6 worden aldus goedgekeurd:
Art. 5. Invoer van binnen- of buitenlandsch gedistilleerd voor branders, distil
lateurs of handelaren, om in rijks of plaatselijk doorloopend crediet of in rijks
particulier entrepot te worden opgeslagen of door fabriekanten enz. onder
vrijdom te worden ingeslagenis niet geoorloofd dan gedekt door een con
sent-billet tot invoer, ingerigt overeenkomstig art. 15 der algemeene veror
dening op de invordering der plaatselijke belastingen te Leyden, van 9 No
vember/24 December 1855, en tegen consignatie of borgstelling voor de
plaatselijke belasting dier partij.
De geconsigneerde belasting wordt teruggegeven of de daarvoor gestelde
borgtogt vervalt, wanneer binnen vier dagen na de afgifte, door afteekening
van den rijks-ontvanger op het consent-billet, blijkt dat die hoeveelheid
werkelijk in het rijks doorloopend crediet of in het rijks particulier entrepot
is opgeslagen of dat de inslag naar de regelen omtrent den vrijdom van
's rijks accijns heeft plaats gehad, of wanneer uit eene verklaring van den
hoofdontvanger blijkt, dat de ingevoerde partij werkelijk in plaatselijk cre
diet is opgeslagen.
Art. 6. Invoer van gedistilleerdmet rijks-vervoerbillet en bestemming
ter veraceijnsing bij den rijks-ontvanger, is niet geoorloofd dan gedekt door
een consent-billet, op de wijze en onder verpligting als in het vorige arti
kel is omschreven.
Binnen vier dagen na den invoerzal door den rijks-ontvanger op het
consent-billet eene verklaring worden gesteld dat de rijks-accijns, met de
opcenten ten behoeve der gemeente, is voldaan.
Art. 7 luidt aldus
Aan alle distillateurs, handelaren en slijters wordt opslag in doorloo
pend crediet voor de plaatselijke belasting toegestaanonder de volgende
bepalingen
1°. dat hun lager nimmer minder dan vijf vaten bedrage;
2°. dat zij in geene mindere hoeveelheid dan van tien kannen uitslaan.
Blijkens de nota van wijzigingen moet ook hier weder het woord slijters
worden veranderd in grossiers.
Met die wijziging wordt het artikel goedgekeurd.
Art. 8 luidt aldus:
Doorloopend crediet wordt aan geen distillateur, handelaar of slijter
geopend, dan nadat hij aan het algemeen kantoor van ontvangst schriftelijk
de bergplaatsen heeft opgegevenwaarin de goederenvoor welker belasting
crediet verleend wordtopgeslagen wordenaan het Gemeentebestuur door
borgtogt verzekering gegeven is en deze bergplaatsen zijn goedgekeurd. Bij
verandering van bergplaatsen moet hij daarvan op gelijke wijze en ter zelf-
der plaatse binnen drie dagen kennis geven.
Boven den ingang dier bergplaatsen moeten de distillateurs, handelaren
of slijters een bord stellen, waarop met duidelijke letters, in olieverw,
staatBergplaats van gedistilleerd in plaatselijk doorloopend crediet
van(den naam des handelaars.)"
Ook hierop is voorgesteld de woorden slijter en slijters te veranderen
in grossier en grossiers.
De heer Stoffels. In den aanhef zal, dunkt mij, het woord aan moeten
veranderd worden in het woord met. Crediet wordt niet aanmaar met
iemand geopend.
De heer Goudsmit. Ik geloof niet, dat de opmerking juist is. Men
opent niet metmaar aan iemand crediet.
De heer Stoffels. Hier wordt in een ontkennenden zin gesproken. Ik
geloof, dat anders uwe stelling zou opgaan.
De heer Goudsmit. Ik geloof, dat het hier volkomen gelijkstaat, of
men in bevestigenden of ontkennenden zin spreekt. De heer Lezwijn zal
b. v. zeggenik open u geen crediet.
De heer Librecht Lezwyn. Als er staat: «wordt aan geen distillateur,
handelaar of grossier gegund," dan vervalt alle bedenking.
De Voorzitter. Nog beter zou ik het achten te lezen: «toegestaan."
Met deze en boven aangeduide wijzigingen wordt het artikel goedgekeurd.
De artt. 911 worden aldus goedgekeurd:
Art. 9. Geene bergplaatsen worden tot opslag in doorloopend crediet toe
gelaten, wanneer de ligging zoodanig is, dat daarop moeijelijk toezigt is te
houden, of wanneer zij op eenigerlei wijze met andere pakhuizen, kelders,
woningen of winkels gemeenschap hebben. Zij mogen geen anderen in- of
uitgang hebben dan op straat.
Wanneer de belanghebbenden zich door de afkeuring van door hen op
gegeven bergplaatsen bezwaard achten kunnen zij zich tot Burgemeester en
Wethouders ter bekoming eener eindbeslissing wenden.
Art. 10. De opslag in plaatselijk doorloopend crediet geschiedt:
1°. bij invoer van elders;
2°. bij uitslag uit branderijen distilleerderijen of de rijks-crediet-pakhui-
zen binnen de gemeente
3a. bij uitslag met overschrijving van crediet.
Art. 11. In- of uitslag van gedistilleerd waarvoor crediet wordt genoten,
ongedekt van behoorlijk billet, wordt als overtreding vervolgd.