a. likeuren, bitters en andere met alcohol vermengde dranken; b. reukwatersvernis en andere met alcohol vermengde vloeistoffengeene dranken zijnde, voor zoo ver die vloeistoffen eene meerdere sterkte hebben dan in verhouding van vijf kannen zuiveren alcohol op het vat bij den in art. 1 vermelden warmtegraad. Art. 3 luidt aldus: De belasting bedraagt: a. Wanneer zij door middel van opcenten op den rijks-accijns wordt in gevorderd 1°. 90 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijns, op het binnen- landsch gedistilleerd 2°. 90 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijns, op het buiten landse!) gedistilleerd 3°. 60 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijns, op de buitenland- sche likeuren, de bitters en andere met alcohol vermengde dranken; 4°. 50 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijnsop reukwaters, vernissen en andere met alcohol vermengde vloeistoffengeene dranken zijnde b. Wanneer zij als eigen middel wordt ingevorderd: 1°. f 19.80 per vat binnen- en buitenlandsch gedistilleerd; 2°. f 19.80 per vat likeuren, bitters en andere met alcohol vermengde dranken 3°. f 19.80 per vat reukwaters, vernissen en andere met alcohol ver mengde vloeistoflengeene dranken zijnde. Bij meerdere of mindere sterkteof bij meerdere of mindere hoeveelheid naar evenredigheid. Bij invoer van gedistilleerd, likeuren of andere met alcohol vermengde dranken en vloeistoffenwordt eene flesch of kruikter grootte van ééne kan of meer dan een halve kan, voor eene geheele, en flesschen of kruiken ter grootte van eene halve kan of mindervoor eene halve kan berekend en flesschen of kruiken van grooteren inhoud dan ééne kannaar evenredigheid. De daarop voorgestelde wijzigingen strekken om sub 1°. van letter a weg te laten het woord binnenlandsch-, de zinsnede sub 2°. voorkomende, te doen vervallen, waardoor 3°. wordt 2°. en 4°. wordt 3°.; om 3°. (nu 2°.) aldus te lezen: 60 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijns, op de buitenlandsche zoete likeuren, en hetgeen bij art. 2, 1, letter b, der wet van 1 Mei 1863 (Staatsblad n°. 47) met deze wordt gelijk gesteld; voorts om sub 4°. (nu 3°.) te lezen buitenlandsche reukwaterseindelijk om sub 1°. van letter b te doen wegvallen de woorden binnenen buitenlandsch. De heer Hartevelt. Ik vind het te betreurendat onze gemeente heft 90 opcenten op de hoofdsom van den rijks-accijns, terwijl andere gemeenten in de onmiddellijke nabijheid van Leyden slechts 60 opcenten heffenwaardoor de smokkelhandel in de hand wordt gewerkt. Ik zou raeenen, dat, wanneer de belasting gelijk gesteld werd met die in de bui tengemeenten of hier met een derde verminderd, de smokkelhandel geheel zoude vervallen of ophouden. .Zou er mogelijkheid bestaan tot die vermin dering? De belasting zou naar mijn gevoelen bij heffing van 60 opcenten in plaats van 90 zeker niet zoo veel opbrengen als thans, daarbij genomen wat dan niet zoude gesmokkeld wordenmaar om dit kwaad tegen te gaan zoude eene geldelijke opoffering misschien aan te raden zijn. De heer de Bremery. Ik wensch den heer Hartevelt op te merken, dat zijn verlangenom de opcenten op het gedistilleerd te verminderen tot op het bedrag dat in de omliggende gemeenten geheven wordt, een punt van overweging kan uitmaken bij het vaststellen van eene volgende begrooting, doch dat op het cijfer voor dit jaar aangenomen niet wel kan teruggekomen wordenzonder de verhouding tusschen uitgaven en ontvang sten te verbreken. Er zijn in der tijd pogingen aangewend om eene gelijk matige heffing te bevorderen en werkelijk is dientengevolge het verschil in den accijns, die geheven wordt, thans merkelijk minder dan vroeger; vol- komene gelijkstelling zou evenwel, ik erken het volgaarne, eene weldaad zijnwaarvoor wel iets mag worden opgeofferd. Zoo het mogelijk is dit doel te bereiken zal het van onze zijde zeker niet worden verzuimd. De heer de Moen. Ik ondersteun zeer het denkbeeld van den heer de Eremery om bij de regeringen der drie buitengemeenten aan te dringen bij de aanstaande begrooting de opcenten op het gedistilleerd gelijk te stellen met deze gemeente, liever dan de door ons voorgestelde te verminderen. Mij dunktdatals zij de zaak goed inzien zij daartoe wel zullen te brengen zijn want het kan niet anders dan voordeelig voor hunne financiën zijn. De heer Hartevelt. Ik heb geenszins het verlangen willen te kennen geven om de belasting bepaaldelijk te verminderen. Mijn doel was alleen om het verschil tusschen deze en de buitengemeenten te doen ophouden. Kan men de buitengemeenten er toe bewegen even als hier 90 opcenten te heffendit zoude ik nog liever zienmaar dit zal wel tot de vrome wen- schen blijven behooren. De Voorzitter. Ik geloof ook, dat wij bij de besturen der bedoelde gemeenten niet anders dan een wensch kunnen uitspreken, waartoe de thans gevoerde beraadslaging gereede aanleiding biedt, en inmiddels het bedrag der opcenten houdenzoo als dat thans is voorgesteld. Het artikel wordt hierop met de aangeduide veranderingen goedgekeurd. Artt. 4 en 5 worden aldus goedgekeurd: Art. 4. De bepaling van den sterktegraad geschiedtzoo bij invoer als bij uitvoer, op den voet en de wijze voorgeschreven bij art. 3 der wet van 20 Junij 1862 (Staatsblad n°. 62), in verband met het Koninklijk besluit van 20 April 1863 (Staatsblad n°. 19). Art. 5. Fabrieken en openbare instellingen van onderwijs, die vrijdom van 'srijks-accijns genieten, genieten gelijken vrijdom van de plaatselijke be lasting. Art. 6 luidt aldus: Aan distillateurs, handelaren en slijters in binnen- en buitenlandsch ge distilleerd kan, onder borgstelling, crediet worden verleend voor de ver schuldigde belasting. Hierop is voorgesteld de woorden slijters in binnen- en buitenlandsch ge distilleerd te veranderen in grossiers. De heer de Fremery. Ik geloof, dat bij het raadsbesluit ook zal dienen vermeld te worden de omschrijving die in de concept-verordening voorkomt, dat namelijk onder distillateurs worden verstaan zij die alleen gedistilleerd inslaan, waarvan de rijk-accijns is voldaan. De heer Stoffels. In de verordening op de invordering nemen wij allen op die crediet verlangen, met uitzondering van de slijters. In het raadsbesluit achtten wij dat minder noodigwant aan grossiers en distilla teurs wordt crediet gegeven. Dat kan, meen ik, minder geschieden in het raadsbesluit, als zijnde misschien in strijd met de wet. De heer de Fremery. Bij de rijkswet zijn distillateurs van de lste en 2de klasse vermeld; de eerste hebben bij het rijk het genot van doorloo pend crediet, de tweede verwerken alleen gedistilleerd waarvan de rijks accijns reeds is voldaan. Met die van de lste klasse hebben wij ons niet te bemoeijen, alleen de laatste komen hier in aanmerking, en nu meende ik datwanneer in de verordening op de invordering eene omschrijving noodig wordt geachtdeze ook bij het raadsbesluit moest worden opgenomen. De heer Stoffels. Als het strekt tot verduidelijking, heb ik er niets tegen. Met de bijvoeging, door den heer de Fremery voorgesteld, wordt het artikel aldus goedgekeurd Aan distillateurshandelaars en grossiers die alleen gedistilleerd inslaan waarvan de rijks-accijns is voldaan kan, onder borgstelling, crediet worden verleend voor de verschuldigde belasting. Art. 7 en 8 worden aldus goedgekeurd Art. 7. Bij het in werking komen dezes, vervallen de bepalingen omtrent de belasting op het gedistilleerdde likeuren en andere met alcohol ver mengde dranken, vastgesteld bij raadsbesluit van den 29 October/l Decem ber 1859, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 20steu December 1859, n°. 77. Art. 8. De invordering dezer belasting geschiedt volgens de algemeene ver ordening op de invordering der plaatselijke belastingen te Leydenvan den 9 November/24 December 1855, gewijzigd bij de verordening van den 6den Februarij 1862, alsmede volgens de verordening regelende de invorde ring der plaatselijke belasting op het gedistilleerd te Leyden, van den 1863. Het concept-raadsbesluit, in zijn geheel in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt met algemeene stemmen aangenomen. III. De concept-verordening, regelende de invordering der plaatselijke belasting op het gedistilleerd. Hierover door geen der leden het woord gevraagd zijnde voor algemeene beschouwingenworden de beraadslagingen over de artikelen geopend. Art. 1 luidt aldus: De invordering der plaatselijke belasting op het binnen- en buitenlandsch gedistilleerd, likeuren, bitters en andere met alcohol vermengde dranken, alsmede reukwatervernis en andere met alcohol vermengde vloeistoffen geene dranken zijnde, voor zoo ver die vloeistoffen eene meerdere sterkte hebben dan in verhouding van vijf kannen zuiveren alcohol op het vatbij eene warmte van vijftien graden van den honderddceligen thermometer geschiedt, wanneer daarvan de rijks-accijns elders is betaald, bij den in voer binnen de gemeente of bij uitslag uit de bergplaatsen van doorloopend crediet. Met weglating der woorden binnen- en buitenlandsch wordt dit artikel goedgekeurd. De artt. 2 en 3 worden aldus goedgekeurd: Art. 2. Bij iedere aangifte volgens de algemeene verordening van den 9 November/24 December 1S55, zal steeds de sterktegraad of het alcohol gehalte moeten worden opgegeven en dit in de vereischte documenten wor den vermelde Art. 3. Bij invoer van hoeveelheden van vijftig kannen en daarbeneden, geschiedt de verificatie aan de kantoren van toezigt en invordering; wanneer zij aldaar niet kan geschieden en bij grootere hoeveelheden aan scheeps boord aan de losplaats of aan het algemeen kantoor van toezigt. De sterktegraad van het gedistilleerd en alle daarmede gelijk gestelde dranken of vloeistoffen wordt, zoo bij in- en uitvoer als bij in- en uitslag, bepaald op de wijze, in art. 4 van het vaadsbesluit regelende de heffing vastgesteld. Art. 4 luidt aldus: Yoor zoo ver de belanghebbende zich bezwaard mogt achten met de op neming der ambtenaren, zal eene her-verificatie door andere, daartoe be hoorlijk gemagtigde, ambtenaren kunnen plaats hebben, waaromtrent hij zich dadelijk zal moeten verklarendaarmede dan nog geen genoegen ne mende, zal een nader onderzoek op kosten van ongelijk kunnen worden ge vorderd op te dragen aan twee scheikundigenwaarvan een door Burge meester en Wethouders en een door den belanghebbende te benoemen, welke, in geval van verschil van meening, zich een derden scheikundige toevoegen, op welker uitspraak Burgemeester en Wethouders het bedrag van den ac cijns bepalen. Hangende het onderzoek zal, in spoed vorderende gevallen, de belanghebbende met den ontvanger kunnen overeenkomen om, behou dens de vereischte zekerheid, aan de partij hare bestemming te geven. Proevenvoor het onderzoek of de verificatie vereischtworden zoo noodig in dubbel genomen en de daarvoor vereischte flesschen door den belangheb bende verstrekt; deze worden met het gemeente-cachet en desverkiezende met dat van den belanghebbende verzegeld, en van een aanhechtbriefje houdende de noodige aanwijzing, voorzien; na te hebben gediend, wordt een en ander den belanghebbende teruggegeven. De wijzigingen, hierop voorgesteld, strekken om achter het woord amb tenaren te lezen: onder welke ten minste één geexamineerd roeijeren om voorts de woordenwelke toevoegen aldus te veranderenaan welke in geval van verschil van meening, een derde scheikundige, door den kan- tonregter te benoemenzal worden toegevoegd." De heer van der Hoeven. Ik heb eene aanmerking van weinig betee- kenis. Maar zou men, in plaats van her-verificatiedat zoo zonderling klinkt, niet kunnen lezen herziening? Ik vind het eene zoo zonder linge combinatie van een Nederlandsch met een onduitsch woord. Het is mogelijk, dat eene dergelijke uitdrukking ook in eenige wet voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 2