van vleesch 3 300 brood enz.ieder200. visch300. melk100. hooi100. rijtuigen25. 'De heer Stoffels. Ik moet wel in bedenking geven, dat een getal van drie keurders voor brood enz. te weinig is. De bestaande vier keurmeesters hebben dagelij ksch werk met het keuren van brood. Dat zij dat doen be wijst het dagelijksch afgekeurd brooddat in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld. En wat de kruidenierswaren betreft, heeft de ervaring geleerddat de keuring daarvan zeer goed is toevertrouwd aan de tegenwoordige titularissen, waaronder er een is die vroeger èn bakker èn kruidenier is geweest, en nu te meer, daar de wetenschappelijke keurder ieder oogenblikwanneer kruidenierswaren verdacht voorkomendaar is om ze te onderzoeken. Het is evenwel mogelijk, dat het noodig was, dat er nog een keurmeester noodig ware; maar de tegenwoordige zijn in ieder ge val zeer geschikt voor het onderzoek van kruidenierswaren. De heer Goudsmit. Ik betwijfel of er ooit een proces-verbaal is opge maakt van afgekeurde kruidenierswaren. De Voorzitter. De algemeene politieverordening spreekt van geen kruidenierswaren, maar van grutterswaren. Wanneer daarover dus geen proces-verbaal wordt opgemaaktligt het aan de politieverordening. De heer Goudsmit. Ik blijf ontkennen dat aan die menschen het on derzoek van kruidenierswaren goed is toevertrouwdte meernu de heer Stoffels verklaart, dat de keurmeesters genoeg werk hebben met het keuren van brood. Bij de groote concurrentie, die er bestaat, is er te meer aan leiding tot vermenging en vervalschingen ook daarom zou ik het beter achtendat er afzonderlijke keurmeesters waren voor kruidenierswaren. De heer Tichler. Ik ondersteun zeer het voorstel om voor kruide nierswaren afzonderlijke keurmeesters aan te wijzen. De heer Tollens. Ik ondersteun dat voorstel ook. Ik houd de kennis van kruidenierswaren voor iets zeer speciaals, en gelegen buiten de kennis die vereischt wordt voor een keurder van brood. De heer de Fremery. Als het aangenomen mogt worden om voor de krui denierswaren afzonderlijk een keurmeester te hebbenzal deze niets te doen hebben, want hij zal zich volgens zijne aanstelling met geen ander onder zoek meer bezig mogen houden en volgens de policieverordening ook geene overtredingenwat kruidenierswaren betreftmogen constateeren. Ik acht daarom de voorgestelde wijziging in geen opzigt gewenscht. Het amendement van den heer Goudsmit, hierop in omvrage gebragt, wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren van KaathovenTichlerSikkel GroosTollens en Goudsmit. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen het voorstel van Burge meester en Wethouders, om te lezen «dertien keurmeesters voor de overige le vensmiddelen enz. en twee voor aardappelen"; de laatste echter zonder vermeer dering van tractement, als de Oommissie zich daarmede kan vereenigen. De heer Sikkel Groos. De Commissie vereenigt zich met dat voorstel. De Voorzitter. Ik zal dan het voorstel nog eenigzins toelichten. Er bestaat een commissaris voor de aardappelenmarktdie tevens belast is met de keuring der aardappelen, terwijl de algemeene marktmeester, die er vroeger mede belast was, aan dien commissaris toegevoegd is. Er zijn dus twee keurmeesters van de aardappelendie echter als zoodanig niet beloond worden. Maar als ons voorstel aangenomen wordt, zal in art. 2 moeten worden gelezen «De commissaris van de aardappelenmarkt en de algemeene marktmeester keuren de aardappelen zonder vermeerdering van tractement." De bijvoeging, door Burgemeester en Wethouders in art. 1 voorgesteld, wordt hierop in stemming gebragt en aangenomen met 16 stemmen tegen 1 (die van den heer Tichler). Het alzoo gewijzigd art. 1 wordt op gelijke wijze goedgekeurd. Art. 2 luidt aldus: Zij moeten in de gemeente wonen en mogen elkander niet in den eersten of tweeden graad van bloedverwantschap of zwagerschap bestaanvoor zoo verre zij keurders van dezelfde voorwerpen zouden zijn. Zij genieten eene jaarlijksehe bezoldiging van 1 eerste500. De algemeene marktmeester keurt de aardappelenzonder vermeerdering van tractement. De heer van Kaathoven. Ik heb geziendat er omtrent dit artikel verschil bestaat tusschen Burgemeester en Wethouders en de Commissie voor de verordeningendaar de Commissie het tractement van den eersten keur meester van het vleesch wenscht te verminderen, en Burgemeester en Wet houders dit willen laten op den bestaanden voet. De Burgemeester zal toch zeker in stemming brengen het verschil tusschen het voorstel van Burge meester en Wethouders en dat der Commissie. De heer Sikkel Groos. Burgemeester en Wethouders hebben als be ginsel op den voorgrond gesteld om de tractementen te laten, zoo als zij eenmaal bepaald zijn. De Commissie is van oordeel, dat de ltaad altijd bevoegd is, waar hij dit noodig acht, de tractementen te verminderen. Het betreft hier keurmeesters, wier werkzaamheden men aanvankelijk meende dat zeer belangrijk zouden zijn, terwijl het later blijkt, dat die werkzaam heden veel minder zijn. Ten minste, wat de keuring van het vleesch be treft, meent de Commissie niet, dat die van dat belang is om daarvoor *een tractement van f 800 te moeten geven. De Commissie is van oordeel dat dit betrekkelijk hooge tractement moet worden verminderd. De Voorzitter. Wij hebben niet gezegddat het eene onmogelijkheid zou zijndat de Raad op eenmaal vastgestelde tractementen terugkwam en die verminderde. Dat zou te ver gaan, zulks te beweren. Maar wij hebben gezegd, dat het onbillijk en hard ware, bij het maken eener in structie, de bezoldiging van iemand, die reeds aangesteld was, te verminderen. De heer Sikkel Groos. Als het bepaald onbillijk is, is er ook niet aan te denken het te doen. Wij mogen niet doen wat onbillijk is. De heer de Moen. De Commissie van Financiën heeft ook ingestemd, dat het bij het maken eener verordening noch de gelegenheid noch wen- schelijk is om in de regeling der tractementen verandering te brengen. Men kan aannemen, dat voor 1863 die personen voor die tractementen zijn verbonden. Dus, als er sprake zou zijn van verandering van tractementen, zou dat te pas komen bij de behandeling der begrooting 1864, ofschoon de Commissie vernomen heeftdat de eerste keurmeester en twee tweede keur meesters van het vleesch de handen vol werk hebben en doorgaans goed hun pligt betrachten, en zij dus ook dan niet zulk een voorstel zoude on dersteunen. De heer Sikkel Groos. Ik acht het altijd natuurlijker en meer eigen aardig, om de tractementen te regelen bij de behandeling der zaak zelve, maar dit niet te reserveren tot de behandeling der begrooting, als wanneer de tractementen bijna altijd blijven op hetzelfde bedrag. Ik beweer dat het geen regel moet zijnde tractementen op dezelfde hoogte te houden. De heer van Kaathoven. Ik zou bij het reeds aangevoerde nog willen voegen, dat het oordeel van Burgemeester en Wethouders omtrent de bil lijkheid niet enkel gegrond is op het tegenwoordig genot, maar ook op de trouwe waarneming van die betrekking, waarvan de aard en omvang niet gering zijn. Dat die diensten niet gering zijn kan blijken uit de instructie, dat die met kennis en ijver vervuld worden blijkt niet alleen uit de getui genis van Burgemeester en Wethouders, maar zullen ook de verbruikers kunnen getuigenomdatvooral in vergelijking van andere stedenhier goed vleesch geleverd wordt. Daar het bij kennis ook op eerlijkheid aan komt, acht ik het gevaarlijk dit tractement te verminderen. De heer Sikkel Groos. De Commissie heeft bevonden, dat hier wer kelijk slecht vleesch wordt verkocht; en zij kan niet aannemenBatals de keurmeester zijn pligt doeter zooveel slecht vleesch hier zou kunnen worden gedebiteerd. Men heeft niet veel aan keurmeestersdie alles goed keuren. De heer van Kaathoven. Ik geloof, dat de invoer van slecht vleesch moeijelijk geheel is te weren. De heer Stoffels. Ik heb hier weinig bij te voegen. Voor zes a zeven jaren is de eerste keurmeester van het vleesch aangesteld tegen een trac tement van ƒ800 'sjaars. Wij hebben allezins reden om over hem tevreden te zijn. Hij doet wat in zijn vermogen is om te zorgen, dat geen slecht vee worde ingevoerd. Maar ook al komen er vier bijis het niet moge lijk, allen invoer van slecht vleesch tegen te gaan. Eu dan vraag ik, of wij, overtuigd, dat de man in allen deele zijne pligten nakomt, reden kunnen hebben om zijn tractement te verminderen. De heer Sikkel Groos. Dit tractement is onevenredig aan die van de andere keurmeesters, welke f 200 a f 300 ten hoogste beloopen. Ik vind dat geene proportie. De Voorzitter. Men moet niet uit het oog verliezendat de eerste keurmeester van het vleesch is een geëxamineerd veearts, zoodat van hem meer kunde in het vak wordt gevorderd. De heer Sikkel Groos. Hij neemt zijne betrekking ivaar bij eene andere, die ook rendeert. De Voorzitter. De vraag is, of een geëxamineerd veearts zich voor eene mindere som zou laten vinden om de betrekking van keurmeester op zich te nemen. De heer Hubrecht. Ik kan mij ook niet vereenigen met het voorstel, om het tractement van den eersten keurmeester van het vleeschdie met zorg zijne betrekking waarneemt, te verminderen, en moet toch ook op merken dat in andere plaatsen, o. a. te 's Gravenhage, waar de eerste keur meester van het vleesch ook een rijks-veearts is, het tractement hooger is gesteld dan hier. Het voorstel van Burgemeester en Wethoudersom het tractement van den eersten keurmeester van het vleesch te behouden op 800, wordt met 14 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegende heeren Sikkel GroosHartevelt en Goudsmit. De heer de Fremery. Ik geloof, dat, even als in art. 1 wordt gespro ken van een keurmeester voor vee en vleesch, dit ook hier moet geschie den, terwijl nu in art. 2 enkel staat: «van vleesch." De heer Goudsmit. Ik heb eene weinig beduidende opmerking. Er staat in het artikel: «van dezelfde voorwerpen." Men heeft zeker bedoeld: voorwerpen van dezelfde sooit. De Voorzitter. Men zou, meen ik, nog beter kunnen lezen: «van gelijksoortige voorwerpen." De heer Goudsmit. Ik stel voor te lezen: «voor zooverre zij keurders zouden zijn van voorwerpen van dezelfde soort." De Commissie vereenigt zich met die verandering. De heer de Fremery. Ik heb opgemerkt, dat voor den vischkeurder is uitgetrokken een tractement van ƒ300, ofschoon uit de overgelegde lijst blijkt dat zijn inkomen over de laatste tien jaren gemiddeld heeft bedragen ƒ378.68. Ik heb, om mij te overtuigen van de juistheid dezer opgave, dezelve met zijne aanteekeningen vergeleken, en kan nu de verzekering geven dat de overgelegde lijst daarmede overeenstemt. Terwijl nu zijne werk zaamheden zullen vermeerderen en de nieuwe voorschriften meer overeen komstig zijn met het algemeen belang, acht ik het onbillijk zijn tractement te verminderenin vergelijking van hetgeen hij vroeger heeft genoten. Ik zou dus willen voorstellenzoo het ondersteuning vinden kanhet tracte ment van den keurmeester van den visch te bepalen op 350. Dan heeft hij nog ƒ28 minder dan hij werkelijk tot dus verre heeft genoten. Dit amendement wordt voldoende ondersteund. De heer Sikkel Groos. De Commissie heeft geene de minste reden gevonden om voor den keurmeester van den visch meer tractement voor te stellen. De door hem overgelegde opgave van vroegere inkomsten levert geen den minsten waarborg. De heer df. Moen. De heer Krantz en ik hebben den heer de Fremery verzocht zich een officiéél stuk te doen voorleggen, waaruit zou kunnen blij ken, dat die tienjarige opgave juist is. Nu de heer de Fremery zegt dat werkelijk die opgaven juist zijn, kan ik dat gereedelijk aannemen en het voorstel ondersteunen. De heer Sikkel Groos. De Commissie zou kunnen aannemen, dat bij het onderzoekdoor den heer de Fremery voor zich ingesteldde opgaven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1863 | | pagina 4