of ik zou mij al heel zwaar moeten vergissen. Ik blijf volhouden, dat, om deze brug te repareren, er ƒ2100 worden gevorderd; dit is gebleken bij de voordragt tot vernietiging van de brug, en nu zal zij volgens de be grooting f 2500 aan afbraak kosten. De heer Hubrecht. De geraamde kosten voor de amotie der brug over de Scheistraat worden vereischtdoordienvolgens den architectdammen zullen moeten worden gesteldten einde de hoofden naar eiseh weg te breken. De heer Librecht Lezwyn. En niettemin geloof ikdat het door mij aangevoerde juist is en nader kan worden gestaafd. De heer le Poole. Ook ik had het wenschelijk geacht die brug, die in een zeer slechten toestand verkeerde, niet af te breken, maar te her stellen. Dat de behoefte aan die brug bestaat, blijkt onder anderen daaruit, dat er nu weder op nieuw zoovele requesten zijn ingekomen tot herstelling, en sedert het laatste besluit van den Raad heeft men onophoudelijk over het ongerief van die gestremde communicatie hooren sprekenzoowel door neringdoenden, als door andere bewoners van die zijde van de Oude Vest; ook voor heeren studenten in de medicijnen is het een ongerief, waaronder mij bekend zijn, die betere kamers en mooijer stand verlieten, om op de Oude Vest aan de zijde van de Scheistraat zooveel te digter bij het Noso- comium te zijn. Ik blijf dus bij mijn gevoelen, gehoor aan die requesten te geven. De Voorzitter. Ik verheug mij, dat de requesten aan de orde zijn ge steld. Vroeger werd mij de bedenking gemaakt, of dit wel noodig was, en of niet eenvoudig kon worden voorgesteld om over te gaan tot de orde van den dag. Maar nu deze bedenkingen wederom zijn in het midden gebragt, ontwaar ik, dat het beter was om, gelijk ik toen voorstelde, de zaak in be raadslaging te brengen. De heer van der Hoeven. Ik ben van dezelfde meening, dat de zaak reeds door een vroeger raadsbesluit beslist ismaar dat neemt niet weg dat, al zijn er ook geene nieuwe argumenten aangevoerd, eene herstelling van de brug mijns inziens de voorkeur verdiende boven eene afbraak. De Voorzitter. Ik erken, dat de bezwaren, die nu weder gemaakt zijn, niet geheel te ontkennen zijn. Maar het is met deze zaak gelegen als met meerdere van dien aard; als men eenmaal aan den veranderden toestand ge wend is, voelt men het niet meer. De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethoudersin hoofde lijke oravrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 16 tegen 4 stemmen. Tegende heeren van der Hoevenvan KaathovenLibrecht Lezwyn en Ie Poole. VIII. Het adres van het Bestuur der Koninklijke Nederlandsche Grof smederij, tot bekoming van gemeentegrond. «Overeenkomstig het rapport der Commissie van Eabricage, raden Bur gemeester en Wethouders aan, dat Bestuur, op de door die Commissie aan gegeven wijzen en voorwaardentot wederopzeggenseen gedeelte der Bin nenvestgrachtter lengte van 16 ellen en ter breedte van gemiddeld 75 duimenter aanplemping in gebruik af te staannadat het ingevolge art. 230 der gemeentewet verklaard zal zijn ter openbare dienst niet meer be stemd te wezen." De heer du Rieu. Ik ben er niet tegenals die gracht breed genoeg is, wanneer er dat stukje afgaat. Maar ik heb in de stukken gezien, dat er van aanplemping wordt gesproken. Ik weet niet, in hoever dit ge schieden zal. Ik wenschte dus te weten, of er niet eene schoeijing zal komen. De Voorzitter. Ik geloof, dat er eene schoeijing zal komen. Ik heb 11. Maandag een bediende van den heer Molkenboer gesproken, die bij mij kwam met de vraag, of men met het maken der schoeijing kon aanvangen. Ik heb daarop gezegd: neen, want eerst moet het verzoek in deu Raad gebragt worden. De heer du Rieu. Maar daar in de stukken slechts van aanplemping gesproken wordt, acht ik het beter bepaald uit te drukken, dat er eene schoeijing moet geplaatst worden. De heer Hubrecht. Ik kan de verzekering gevendat die aanplemping in de passage niet zal hinderen. Over eene lengte van 16 el wordt ge middeld slechts 7 5 ""duim ingenomen. De heer Meerburg. Ik ondersteun geheel de aanmerking van den heer du Rieu. De heer van Kaathoven. Ook ik ondersteun het aangevoerde dooi den heer du Rieu. De Voorzitter. Ik zal nu het rapport in stemming i4rengen. Als ik wel begrepen heb, wenschte de heer du Rieu er bij uitgedrukt.te hebben het maken eener schoeijing. De heer van der Hoeven. Zal er dan gevolg worden gegeven aan hetgeen de heer du Rieu heeft doen opmerken? De Voorzitter. Als daartoe besloten wordt, zal die bepaling er bijge voegd worden. Het voorstel wordt met de omschreven bijvoeging aangenomen zonder hoofdelijke stemming, wordende de heeren Librecht Lezwyn en de Eremery, als leden van het Bestuur der Grofsmederij geacht zich buiten stemming te hebben gehouden. IX. Het adres van A. Kaufman van Rotterdam, tot het plaatsen van twee publicatie-huisjes. «Overeenkomstig het rapport der Commissie van Eabricage, raden Bur gemeester en Wethouders de gevraagde vergunning tot wederopzeggens te verleenenden daarvoor in te nemen gemeentegrond kosteloos in gebruik te gevenen wijders aan het collegie van dagelij ksch bestuur over te laten geschikte plaatsen tot het zetten dier huisjes aan te wijzen." De heer van der Hoeven. Ik heb geene bepaalde consideratiën tegen - het voorstel. Maar ik heb geziendat men eene plaa^ zou aanwijzen nabij de Zijlpoort. Op zich zelf' heb ik daar niet tegen; maar daar gaat niemand naar toe om publication te lezen. Als men meent eene plaats aan te wijzenwaar meer de stroom der passage isdan zou ik meencn dat dit beter ware in de nabijheid van den spoorweg; maar aan het ooste lijk gedeelte der stad komt bijna niemand, dan die in die buurt woont. De heer Hubrecht. Volgens het rapport zoude de aanwijzing dei- plaatsen door Burgemeester en Wethouders geschieden en zij n er alleen twee plaatsen aangegeven. Wat nu de ruimte nabij de brug aan de Haven aangaat de Commissie meende dat het daar juist geschikt zoude wezen, voor allen die van de Rijnstreek aan die zijde de stad zouden binnenkomen. De Voorzitter. Ik neem de vrijheid op te merken, dat het meer te doen was om het gevoelen van den Raad over de zaak in het algemeen uit te lokkenniet zoo zeer om eene bepaalde plaats aan te wijzenmoe tende dit laatste aan Burgemeester en Wethouders verblijven. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Komen in behandeling de adressen om afschrijving van plaatse lijke directe belasting 1862, van: a. Mej. C. A. Bosch; 6. de Erven J. Thijsen; c. J. J. Hasselbachen d. de Wed. L. V. Vogelvanger. Blijkens het rapport van Burgemeester en Wethouders, waarmede in overeenstemming is dat van de Commissie van Financiënwordt voorgesteld om aan a. Mej. C. A. Bosch de verlangde afschrijving toe te staan voor 9/12, ten bedrage van f 27.15. Dienovereenkomstig wordt besloten. Voorts strekt het voorstelom aan b de Erven J. Thijsen afschrijving te verleenen voor 8/12, ten bedrage van f 7.02. De heer Sikkel Groos. Er staat in het oproepings-billet de Erven J. Thijsen; maar het is de executeur, die de afschrijving heeft gevraagd. Dit is niet geheel juist. De Voorzitter. De executeui) vraagt het voor den boedel. Ook dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen; terwijl het voorstel, om de verzoeken sub c en d, als voor geene gunstige be schikking vatbaar, te wijzen van de hand, insgelijks zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering ge sloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE. 28

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 5