steen, en den aannemer der vernieuwing van eenige brugwerken, P. van
der Kamp, wegens de windstilte, geheel te ontheffen van de boete, ver
schuldigd door A. Verhoog voor 88 dagen, door J. van der Tas voor 26
dagen, door J. van der Mark voor 81 dagen en door P. van der Kamp
voor 23 dagen.
2°. Den aannemer J. van der Keyden, waaromtrent geen reden jvan ver
schooning kan gelden, op te leggen eene boete van f 5 daags, voor 96
dagen te late oplevering van het werk aan de school op de Aalmarkt en
voor 35 dagen aan het bouwen van het nieuwe Telegraafkantoor, in het
geheel dus bedragende eene boete van f 655.af te trekken van de aan
nemingssommen en te verdeelen over de verschillende termijnen van betaling.
3°. Art. 12 der Algemeene voorwaarden te wijzigen, zoodat de boete
voortaan bepaald wordt op vijf gulden, onverschillig het bedrag der aanne
mingssom.
Burgemeester en Wethouders dragen naar aanleiding hiervan het volgende
voor:
«•Wij kunnen ons, wat de voordragt sub 1° betreft, met dat rapport wel
vereenigenen zouden dan ook geen bezwaar maken dienovereenkomstig te
raden. Wat nc. 2 aangaat, zouden wij van gevoelen zijn dat ook voor
J. van der Reyden vele omstandigheden ten zijnen opzigte pleiten, waaron
der de moeijelijke aanvoer van metselsteen ook ten deze zal moeten gelden,
maar hetgeen onzes inziens alles afdoet, de tot hiertoe aangenomen gewoonte
dat slechts bij zeer enkele uitzonderingen en hoogst zelden, wanneer ten
laatste het werk in behoorlijke orde wordt afgemaakt, de boete is toegepast,
zoodat hetzij tot de invordering der geheele, hetzij tot eene verminderde
boete worde de toevlugt genomen, toch ten zijnen opzigte van de doorgaande
gewoonte zoude worden afgeweken, en dat omtrent een werkbaas, die ove
rigens zeer actief is.
Wat verder de voorgestelde verandering in de voorwaarden aangaat, hier
toe kunnen wij wel komen.
Hierom nemen wij de vrijheid u bij deze voor te dragen:
1°. de aannemers A. Verhoog (Borstelbrug) voor 88 dagen, J. van der
Tas (bonwallen) voor 26 dagen, J. van der Mark (idem) voor 31 dagen,
P. van der Kamp (brugwerken) voor 23 dagen, J. van der Reyden (school
Aalmarkt) voor 96 dagenen denzelfde (telegraafkantoor) voor 35 dagente
ontheffen van de door hen verschuldigde boeten
2°. art. 12 der algemeene voorwaarden te wijzigen; zoodat de boete
voortaan bepaald worde op vijf guldenonverschillig het bedrag der aanne
mingssom.
De heer van Outeren. Mijne individuele opinie is nog dezelfde geble
ven als welke ik als lid der Commissie van Fabricage in der tijd heb
voorgestaan. Ik geloof, dat het niet goed is zelden of liever nooit die
boete te innen. Als er buitengewone omstandigheden hadden plaats gehad
van groot belang, die de oplevering hadden belemmerd, zoo als bij de
overige aannemers, ware het iets anders. Maar ik ben zeker, dat gebrek
aan metselsteen niet zoodanige oorzaak van vertraging was om dezen aan
nemer van de boete te ontheffen. Ik geloof eerder, dat die vertraging
voornamelijk lag in het niet bezigen van genoegzame handen. Bovendien
is de boete reeds gereduceerd van ƒ10 op 5. Wat de andere aannemers
betreft, en de vaststelling voor het vervolg eener boete van/5, conform
het rapport der Commissie van Fabricage, daarmede kan ik mij zeer goed
vereenigen.
De heer du Rieu. Ik kan mij wel met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders vereenigen. Ik geloof, dat wij in deze niet al te streng
moeten wezen.
De heer Wttewaall. Met de voordragt van B. en W. kan ik mij niet vereeni
gen, daar het gevaarlijk is steeds af te wijken van de verpligtingen welke de
aannemers kennen bij de aanneming. De boete werd vroeger gesteld
opdat men zich zoude houden aan de aangegane verbindtenis. Blijven wij
dien weg bewandelen, dan hebben steeds allen die volgen hetzelfde regt op
kwijtschelding in meerdere of mindere mate en zoo zal niemand zich meer
behoeven te houden aan het noodig geoordeelde tijdstip van oplevering.
De heer van der Hoeven. Ik kan mij moeijeiijk met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders vereenigen. Als ik mij niet bedrieg, heeft er
in een vorig jaar een dergelijk voorbeeld plaats gehad en hebben wij toen
reed3 bepaald, dat er geene afwijking zou worden toegelaten. Nu kan ik
begrijpendat er onvoorziene omstandigheden kunnen plaats hebbendie
het noodig maken afwijkingen toe te latenmaar om eene dergelijke zaak
daaronder te begrijpenkandunkt mijniet aangaanwant wat men ook
bewere van wind of andere weêrsgesteldhedenik kan dat bezwaarlijk als
reden van vertraging aannemen. Ik kan b. v. aannemendat ziekte den
aannemer verhinderd hebbe het werk op zijn tijd op te leveren. Deze en
andere gevallen kan men als onvoorziene omstandigheden aanmerken. Maar
windstilte kan daartoe niet worden gebragt. Ik geloof niet dat op dit werk
het weder als onvoorziene omstandigheid van invloed kan geweest zijn. Dit
zou althans moeijeiijk kunnen worden gestaafd, en men zou dan des noods
het meteorologisch instituut hebben moeten raadplegen. Ik geloof evenwel
dat regen en wind over het geheel gelijkmatig over de aarde verdeeld zijn,
en dat menop het weêr rekenende, alleen op de veranderlijkheid en afwis
seling daarvan rekenen kan. Ik zal dus tegenstemmen, voornamelijk op
de gronden, door den heer van Outeren aangevoerd.
De heer de Moen. Ik vind de voordragt van Burgemeester en Wethou
ders wel zeer edelmoedig (en wie onzer zou dat niet?) en ik zou daar wel
mede kunnen instemmen; maar ik vrees, dat daardoor vele aannemers in
het vervolg op gelijke wijze zich aan hunne verpligting zullen onttrekken
dat dus alle drangreden zal vervallen, en de kracht van de Commissie van
Fabricage tegenover hen ten deele zal worden verlamd. Zoodoende hebben
alle geschreven bepalingen niets te beduiden, en als men op zulk eene vrij
gevige behandeling gaat steunen, zal de boete nooit betaald worden. Mij
dunkt, ieder aannemer, die een werk op zich neemt, moet zorgen, dat hij
voorzien is en geregeld wordt voorzien van houtsteenenz.dat hij noo
dig heeft. Ik zal intusschen den verderen loop der discussie afwachtenom
mijne stem te kunnen bepalen.
De heer Tichler. Ik kan mij met de voordragt wel vereenigen. Ik
geloof, dat de Commissie van Fabricage het best kan beoordeelenof er
termen bestaan om de ontheffing der boeten al dan niet te verleenen.
De heer Meerburg. Mijnheer de Voorzitter, ik doe hulde aan de toe
geeflijkheid der Commissie, maar dat art. 12 der algemeene voorwaarden
zoo weinig wordt gevreesd, zal wel zijn dat het door deze vergadering zel
den wordt toegepast, en ik zal er nu ook niet voor zijn. Maar de oorzaak
naar mijn inzien is niet in de schaarschte van steen of in den aanvoer te
zoeken. De school aan de Aalmarkt en de brug heeft bijzonder mijne aan
dacht getrokken; het te laat af zijn der school is meer in het langzame
afwerken gelegen, en daarvoor was de massa steen niet benoodigd, en wat
de brug betreft, na den aanvoer van steen is er niet genoeg voortgang
gemaakt.
De heer Hubrecht. Het zal mij genoegen doen, indien de aannemers
in zoo hooge mate de toegevendheid van den gemeenteraad zullen mogen
ondervinden als in het rapport van Burgemeester en Wethouders is voor
gesteld, doch na hetgeen nog niet lang geleden in dezen Raad is bespro
ken toen het gold vrijstelling der boete voor te late oplevering van het
verwen van brugleuningen door van Dorpmeende de Commissie van Fa
bricage geen vrijheid te hebben om vrijstelling voor aannemers voor te dra
gen, dan alleen daar, waar bleek, dat de tijdige oplevering was vertraagd
door omstandigheden, buiten het bereik van den aannemer. De Commissie
van Fabricage meende, dat voor eenige aannemers, in haar rapport ge
noemd, geldige redenen waren aan te voeren; voor den aannemer van de
school op de Aalmarkt en van het telegraafkantoor echter niet. Het is wen-
schelijk, dat de Raad zich met het voorstel vereenige, om de boete van
10 daags, bij art. 12 der algemeene voorwaarden gesteld, in dien zin
te wijzigen, dat voortaan, onverschillig de som der aanneming, f 5 voor
iederen dag te late oplevering worde verbeurd.
De heer Sikkel Groos. Als een contract gesloten is, acht ik het wen-
schelijk er de hand aan te houden. Maar in dit geval en voor dezen keer
zou ik mij wel kunnen vereenigen om toegeeflijkheid te gebruiken. Ik
vind liet minder goed eene verandering op deze wijze in de voorwaarden
te brengen. Vroeger is de verordening herzien door de Commissie voor
de huishoudelijke verordeningen; het ware dus wel raadzaam geweest die Com
missie over deze verandering te raadplegen. Overigens kan ik er nu wel
voor zijn, de boete van 10 op 5 te brengen. Als men steeds voort
gaat toegeeflijkheid te gebruiken, komt het er op het bedrag der boete
niet aan.
De heer Hubreht. Het is juist omdat de boete nooit is toegepast en
om voortaan er beter de hand aan te houden, dat voorgesteld wordt het
bedrag dier boete te verminderen.
De heer Sikkel Groos. Ik zal er voor stemmen.
De heer de Fremery. Op het oogenblikdat de Commissie van Fa
bricage zelve erkent, dat het tarief te hoog is en daarom bij herhaling
reeds is afgeweken van de toepassingwaardoor ook de aannemer van de
school en het telegraafgebouw op gelijke inschikkelijkheid zal gerekend
hebbenacht ik het niet billijk van hem de boete nu nog in te vorderen
en ook onnoodig om anderen tot meerdere pligtsbetrachting aan te sporen
daar wij verwachten mogendatwanneer een nieuw tarief zal zijn vastgesteld
geene ontheffing van boete meer zal worden voorgesteld.
De heer Hartevelt. Ik wenschte ook een enkel woord over deze zaak
in het midden te brengen. Het voorstel is van tweeledigen aard. Ik kan
mij noch met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, noch met
dat van de Commissie van Fabricage vereenigen. Allezins hulde doende
aan de zucht om edelmoedig te zijn, moet ik verklaren dat het in zaken als
de nu in behandeling zijnde onze roeping niet is. Het te laat opleveren
van werk heeft meermalen plaats gehad, en ik geloof, dat wij juist een
voorbeeld moeten stellen en de boete aan allen opleggen. Ik zie ook in beide
rapporten niet ééne enkele valable reden om van de algemeene voorwaarden
af te wijken. Over windstilte is reeds door den heer van der Hoeven het
noodige gezegd. Wat nu den laten aanvoer van steen aangaat, zoo is daar
mede zeker bedoelddat er schaarschte en duurte bestond. Zoo iets te
beweren als grond voor ontheffing, verwondert mij als leeken zelfs dit vooruit
gezien hebben. Ik durf ten minste verklaren dat ik het tijdens de verschillende
aannemingen wist, dat er schaarschte en duurte wezen zou, hoeveefl meer de
aannemer; had die dus niet in tijds moeten zorgen? Ik moet dus tegen
beide rapporten stemmen en de toepassing der boete vragen voor al de
aannemers, die in gebreke gebleven zijn.
De heer Tollens. Ook ik kan mij moeijeiijk vereenigen om ontheffing
der boete te verleenen. Reeds vroeger stemde ik, in soortgelijk geval, te
gen remissie. Het toestaan dier remissiën maakt de aannemers meer en
meer zorgeloos in het tijdig opleveren van hun werk. Vroeger ver
traagden zij slechts eenige dagen, nu vertraagde de vlugste hunner er 86
of 38anderen veel meer. Ik geloof met allen ernstdat die remissiën
eens een einde moeten nemen. Wel zou ik vrede kunnen hebben om
voortaan de boete op 5 per dag vertraging te bepalen; maar eenmaal
bepaald zijndemoet die boete ook toegepast en geheven worden zonder
eenige oogluiking.
De heer Stoffels. Wat het eerste voorstel betreft, zal ik mij voor
verklarendaar het daardoor in het vervolg gemakkelijker zal zijn die ver
minderde boete toe te passenook met het tweede kan ik mij vereenigen
daar het werk goed is ten einde gebragt; de brug is behoorlijk vernieuwd en
beantwoordt aan de verwachtingook het schoollokaal draagt in alle opzig-
ten de goedkeuring der Commissie van Fabricage weg en is goed afgewerkt.
Het doel der voorgeschreven straffen is toch meer bepaald om ze toe te
passen waar onwil tot tijdige oplevering blijkt te bestaan, doch daarvan
blijkt in het voorhanden geval niet. Wat de heer Hartevelt aanvoert we
gens den metselsteendie in der tijd niet genoegzaam te krijgen wasdat
leverde juist eene reden te meer op om in het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te treden. Wij hebben eene goede brug en een goed schoollo
kaal. Volgens het oordeel van deskundigen was het werk wat laag aangeno
men, en door nu de boete op te leggen, zou de aannemer geheel de dupe
zijn; zonder de toepassing zal hij eene kleine winst erlangen. Daarom zou
ik voor ditmaal, en vermits het werk geheel aan de verwachting beant
woordt, er voor zijn ontheffing der boete te verleenen.
De heer Librecut Lezvvyn. Ik geloof, dat, daar de boete zeer hoog is,
de Raad zich te meer genoopt moet vinden om remissie te verleenenen
ik zal mij dus ten sterkste daarvoor verklaren. Ik zou het eene groote
hardheid vinden eene boete van ƒ10 toe te passen, op hetzelfde oogen
blik dat wij voor het vervolg eene boete van f 5 bepalen. Maar ik zou
er dan ook voor zijn om, waar het geval zich voordoet, geene remissie
meer te verleenen.
De heer Kluit. Ik ben er zeer voor om in het vervolg de boete op 5
te bepalenmaar ik ben er nog meer voor die boete streng toe te passen