die concepten niet tot de hare te kunnen maken, omdat zij zijn in strijd met hare overtuiging. De heer van Kaathoven. Ik heb bedenkingen tegen hetgeen door den heer Krantz gezegd is. Als ik mij wel herinner, is de weigering van de Commissie voor de verordeningen, om aanvankelijk eene instructie voor den wetenscbappelijken keurder te maken, niet daaraan toe te schrijven, dat zij zich onbevoegd achtte om de zaak te regelenmaar omdat zij opzag tegen de mogelijkheid eene instructie voor den wetenschappelijken keurder te maken zoodanig als die door de Gezondheids-commissie verlangd werd, nadat, blijkens de ervaring, in andere gemeenten dergelijke verordeningen in de toepassing eigenlijk op nul neerkomen. Wat het tweede gedeelte betreft, meent de heer Krantzdat de wetenschappelijke keurdervolgens de ont worpen instructie, is gesteld beneden de gewone keurders. Ik geloof niet, dat dit in de bedoeling der Commissie heeft gelegen; ten minste ik heb het er niet in gelezen. De heer IIartevelt. Het maken der instructie is het gevolg van het besluit van den Raad, dat er zou zijn één wetenschappelijke keurder der levensmiddelen, en wel om aan dezen raad te vragen, wanneer men in twij felachtige gevallen mogt verkeeren. Tot dusver is het geven van dien raad vrijwillig en goedwillig geschied. Maar na het besluit van den Kaad treedt de wetenschappelijke keurder op, voor het geval, dat de gewone keurders, wegens mindere ervaring of ontwikkeling, soms met eene of andere zaak mogten verlegen zijn. Als men nu meentdat die wetenschappelijke keur der iemand moet zijn, die aan het hoofd staat van een corps keurders, aan wie hij zijne orders geelt, die op zijn last onderzoek instellen, dan be schouwt men de zaak m. i. en ook volgens het gevoelen van onze Commissie uit een geheel ander oogpunt, als bij besluit van den Kaad is uitgedrukt. De heer de Fremery. Het komt mij voor, dat de wetenschappelijke keurder moet worden in staat gesteld en geregtigd zijn om, als er proeven worden geleverd, die niet voldoende blijken te zijn, zelf te handelen, zonder daarom een toezigt over de andere keurders uit te oefenen. Hij moet naar mijne meening alleen geregtigd zijn om des gevorderd zonder mede werking van de keurmeesters zelf te kunnen handelen. De Voorzitter. Ik zal de instructie nu in rondvraag brengenwaarbij ieder lid zijn gevoelen kan uitspreken, of men deze instructie verlangt, dan wel andere bepalingen wensehelijk acht voor de regeling der werkzaamheid van den wetenschappelijken keurder. De heer Stoffels. Het komt mij voor, dat door de Gezondheids-com missie, die uitgenoodigd was omtrent deze zaak eene verordening te maken, te veel, en daarentegen door de Commissie voor de verordeningen in deze instructie te weinig bepaald is. Ik zou meenendat de wetenschappelijke keurder wel aan het hoofd der overige keurders zou behooren te staan en dat er uit dien hoofde huishoudelijke bepalingen dienden te worden ge maakt bijv. hoe vele malen bij elkander te komenenz. Tevens zou ik aan dien wetenschappelijken keurder de bevoegdheid willen heb ben toegekend om, wanneer hij dat noodig acht, en zonder daartoe door Burgemeester en Wethouders te zijn geroepen, zelf te handelen; wan neer hem zekere levensmiddelen verdacht voorkomen, die te kunnen mede- nemen en onderzoeken. Ik kan dus niet zeggendat hetgeen door de Commissie is verordend mij genoegzaam voorkomt. Intusschen geloof ik dat wij dat alles moeijelijk nu kunnen bepalen. Ik zou daarom als motie van orde willen voorstellen, de stukken terug te zenden en de Commissie voor de verordeningen uit te noodigen zich in verband te stellen met de Gezondheids-commissie, ten einde, na nu de verschillende meeningen van den Kaad te hebben gehoordeen nader voorstel aan te bieden.- De beer Hubrecht. Met het eenige door de Commissie voor de huis houdelijke verordeningen ingediende artikel kan ik mij niet vereenigen, en geef de voorkeur aan hetgeen de Gezondheids-commissie heeft voorge steld. Vooral wenschte ik den wetenschappelijken keurder de bevoegdheid toe te kennen, om zelf een onderzoek in te stellen, daar waar hij dit nut tig oordeelt. De heer Sikkel Groos. Ik voor mij vind de instructie voldoende; want zij drukt uit wat de Kaad besloten heeft. Als men anders mogt bepalen, zou men afwijken van het genomen besluit. De heer Tichler. Het komt mij voor, dat het wensehelijk ware ge weest omna de Gezondheids-commissie gehoord te hebbensoortgelijke bepalingen op te nemen als door haar verlangd waren en noodig zijn ge acht voor een goeden gang van zaken. Ten einde alle misbruiken zooveel mogelijk voor te komenis er m. i. een hoofd noodigeen persoondie het regt liebbe om, als hij misbruiken ontdekt, zelfstandig te handelen. De heer van Kaathoven. Als men een persoon aanstelt, met zooda nige bevoegdheid en met dien werkkring, mag men hem wel een tractement van minstens 2000 toekennen. Immers hij zal dan voortdurend moeten bezig zijn met dat onderzoek en belast om het geheele personeel der keur ders te leiden. Hij zal alle mogelijke fraudes dienen na te gaan en daar toe genoegzaam den geheelen dag moeten werkzaam zijn. Ik geloof echter, dat zulk een persoon niet door den Raad verlangd wordt. Ik meendat de bedoeling van den Gemeenteraad en van de Commissie voor de verordenin gen veeleer is geweest om genoegzaam de zaken te doen onderzoeken, die quaestieus mogten zijnen om het oordeel daarover alleen aan zoodanigen wetenschappelijken keurder op te dragen. De heer Tollens. Ik acht dit eenig artikel der instructie niet voldoende. Ik heb gehoord, dat er van de Gezondheidscommissie inlichtingen waren verlangd, maar geene verordeningen. Wanneer intusschen kon worden na gegaan wat er in de door haar voorgestelde bepalingen goeds was, dan zoude dit alsnog kunnen worden overgenomen, en dan waren wij misschien in staat bij eene volgende gelegenheid de zaak beter te beoordeelen. De heer Sikkel Groos. De commissie zag geen kans om uit die con cepten iets over te nemen, dat gepast ware. De commissie keurt het systeem van de Gezondheids-commissie geheel af en is overtuigddat zij voldaan heeft aan de bedoeling van het raadsbesluit. De heer Tollens. Ik geef toe, dat de Gezondheids-commissie wel min of meer afgeweken is van de bedoeling van den Kaad; maar toch, als er nu gehandeld werd in den geest door mij aangegeven, kon er, met eenige goedwilligheid althans, welligt een zeer bruikbaar geheel verkregen worden. De heer de Moen. Ik ben het volkomen eens met het aangevoerde door den heer Tollens, en daarom wenschte ik wel, dat de heer Stoflels alsnog een bepaald voorstel formuleerde en werd dat aangenomendan zou de mogelijkheid bestaan dat de beide commissiën zich later beter verstonden. De heer Kluit. Ik kan mij het best vereenigen met het denkbeeld van den heer Tollens. Maar zou het dan niet van belang zijn om eerst uit te ma ken of in dien geest als de heer Tichler meent een keurder zal moeten worden aangesteld, dan wel in den geest van den heer van Kaathoven en andere leden? De Voorzitter. Dat zal, na de uitgebragte adviezen, kunnen blijken, als het artikel in stemming wordt gebragt. De heer Krantz. Het is wel beleefd gezegd door den Voorzitter der Commissie voor de verordeningendat zij meer heeft gekregen dan zij had gevraagd; maar ik moetopmerken, dat de Gezondheids-commissie het noo dig heeft geacht, ook de bestaande verordeningen voor de keurders te wij zigen en daarvoor een concept heeft ingezonden. De ondervinding zal moeten leeren van hoedanigen aard de werkzaamheden zijn, waarvoor de Gezond heids-commissie 500 heeft gemeend te moeten stellen, terwijl de Com missie voor de verordeningen voorstelt die met 200 te vergoeden; doch haar beginsel aangenomen wordende, zal het doel, dat door een wetenschappelijken keurder beoogd wordt, niet bereikt zijn. Met het voor stel van den heer Stoffels kan ik mij niet vereenigen; de Raad, dunkt mij, moet door het aannemen of afstemmen der voorgedragen instructie van haar gevoelen doen blijken. De heer van Outeren. Ik geloof dat het eenig artikel, door de Com missie voor de verordeningen voorgesteldvoldoende past op en in over eenstemming is met het besluit van den Kaad. Wat mij betreft, ik zou het willen volgen en aannemen. De heer Cock. Ik ben niet genoeg op de hoogte van de zaakmijn heer de Voorzitter; ik zal mij dus excuseren daarover een gevoelen uit te brengen. De heer Goudsmit. Ik geloof in het algemeen, dat de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen gehandeld heeft iri den geest van het raads besluit. Ik zou echter in bedenking willen geven, of het niet zaak ware te bepalen, dat de keurders verpligt zijn te onderzoeken die levensmidde len, welke de wetenschappelijke keurder zal hebben aangewezen. Dit schijnt mij aan het artikel te ontbreken. Het is niet een voortdurend toezigt of controle, die ik den wetenschappelijken keurder wensch toe te kennen, maar veeleer de bevoegdheid om aan de andere keurders op te dragen deze of gene levensmiddelen den een of anderen tijd te onderzoeken in het be lang der openbare gezondheid. Nu zal men misschien kunnen beweren, dat dit even goed zou kunnen geschieden op verzoek van Burgemeester en Wethouders, aan den wetenschappelijken keurder gerigt, en door dezen we der aan de overige keurders; maar ik acht dit noodeloozen omslag. De heer Sikkel Groos. De Commissie zou zich met het denkbeeld van den heer Goudsmit wel kunnen vereenigen. Maar in welk verband zou zoodanige bepaling dan moeten gemaakt worden? De heer Goudsmit. Als men b. v. las: "De keurders zijn verpligt tot het onderzoek van en het geven van rapport over de levensmiddelendie door den wetenschappelijken keurder worden aangewezen." De laatste heeft dan geen eigenlijk gezegd beheer, hij is dan geen chef over de andere keurdersmaar alleen wordt hem zekere invloed toegekendwaardoor een lastige omweg wordt vermeden. De heer Meerburg. Ik kan mij wel vereenigen met het voorstel van den heer Goudsmit. De heer de Fremery. Naar mijn begrip zal die bevoegdheid wel van zelve tot uitkomst hebbendat hij zelfstandig zal kunnen handelen. De Voorzitter. Ik geloof dat, als in de meeste zaken, ook hier wel de waarheid in het midden ligt. Ik zou mij noch met de instructie, zoo als zij daar ligt, noch met de ontwerpen der Gezondheids-commissie kunnen vereenigen. In de laatste is naar mijn gevoelen te veel, in de eerste daar entegen wat te weinig geregeld. Wat mij betreft, geloof ik, dat de Com missie voor de verordeningen zich wat al te streng gehouden heeft aan het besluit van den Raad, of liever er eene beduidenis aan gegeven heeft, die er niet in ligt. Er is toenmaals gezegdhet is niet noodig zulk eenen wetenschappelijken keurder te hebbenals er twijfel bestaatis er gelegen heid genoeg om oplossing te krijgen door de welwillendheid van geleerden. Van den anderen kant is er gezegd: het is^riiet goed altijd geleerden in te roepenzij konden soms daartoe niet in tie gelegenheid worden gevon den en men kan op hunne bereidwilligheid dus niet altijd beroep doen. Dit laatste erken ikmaar dan achtte ik ook één wetenschappelijk keurder voldoende. Maar volgt daar nu uit, dat die man niet anders kan of mag doen dan stil zitten en afwachtentot dat de keurders bij hem komen? De gelegenheid om in sommige gevallen zelf te handelen behoeft hem niet be nomen te worden. Als hier of daar levensmidelen mogten aanwezig zijn, die niet goed warenzou hij evenzeer de bevoegdheid dienen te hebben naar omstandigheden te handelen en tot dat einde dan ook toegang dienen te hebben in de woningen. In dien zin zou ik ook wel den wetenschap pelijken keurder in verband willen hebben gebragt met de andere keurders echter niet om hun chef of bestuurder te zijn. Daartegen zou ik bezwaar hebben. Derhalve, met behoud van sommige artikelen van de Gezondheids commissie, zou ik wel eene nieuwe verordening wensehelijk achten, die eene betere strekking had dan het eenig artikel der aangeboden instructie. Ik geloof, dat ook het raadsbesluit daarmede niet zou strijden, en dat overigens niet bepaald is, dat die wetenschappelijke keurder geene^ andere taak zou kunnen of mogen verrigten. Ik zou dus meenen dat uit beide stuk ken wel wat goeds te maken waremaar ik heb mij niet bevoegd of ge regtigd geacht een ander voorstel te doen. De heer Krantz. Wat gij zegt, mijnheer de Voorzitter, is niets anders dan hetgeen bedoeld is door de Gezondheids-commissie. De regeling, door haar voorgesteld omtrent het opmaken van verslagenbestond reeds ten aanzien der tegenwoordige keurders. Zij maken nu reeds van hunne bevin ding verslag op. Het is dus eene bestendiging van het bestaande gebruik. Er "ontbreekt alleen een persoon, om de zaak te regelen. Tot dusverre ge schiedde dat door Burgemeester en Wethouders, maar dat is minder wen sehelijk; zij kunnen zich bezwaarlijk in die détails begeven. De heer Stoffels. Ik kom terug op mijne zoo even gedane motie van orde, strekkende om de instructie te renvoyeren aan de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen, ten einde, na de opmerkingen in den Raad te hebben gehoordin overleg met de Gezondheids-commissie een nader voorstel te doen. De heer Goudsmit. Ik vreesdat de aanneming dezer motie geen effect zal hebben, daar beide commissiën een verschillend standpunt hebben ge kozen. Indien het gold eene bloote wijziging of aanvulling, dan ware het mogelijk, dat zij zich met elkander konden verstaan. Maar dit is hier niet het"geval. Deééne commissie wil den wetenschappelijken keurder zoo veel,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 3