rènd bonhuis, in bedoeld blok gelegen, in die afbraak te doen begrijpen;
het tweede van de Gemeente-commissie, aan welke is opgedragen het be
heer der kerkelijke goederen en fondsentoebehoorende aan de Nederduitsch
Hervormde gemeente, daartoe strekkende dat het boven vermelde verzoek
tot amotie van het bonhuis vooralsnog buiten deliberatie mag worden gehouden.
Indachtig aan het verschil, aanhangig tusschen de collegiën waarvan de
verzoeken uitgingen, een verschil, thans reeds aan 's regters kennisneming
onderworpenwaren wij in den eersten opslag in twijfelwat u in beden
king te geven. Lag in het besluitdoor u te nemende erkenning opge
sloten van het wettig bestaan van een der beide twistvoerende collegiën
wij zouden meenen u te moeten raden tot zoodanig besluit niet over te gaan
alvorens het regterlijk gezag uitspraak had gedaan. Ongeroepen en onbe
voegd tot dergelijke beslissingzoude de voorzigtigheid gebiedende zaak
eenvoudig aan te houden.
Bij nader inzien kwamen wij echter tot de overtuiging, dat daarvoor
geene noodzakelijkheid bestaat en de vraag, in het eerste der requesten
vervatkan worden uitgemaaktzonder dat meu op het request zelf beschik
kende, het vermoeden doet geboren worden, als ware daarin, stilzwijgend
althans, eene erkenning van de bevoegdheid der verzoekers gelegen.
Hoedanig toch is de stand der zaak? Er bestaat het voornemen een
blok huizenaan de westzijde der Pieterskerk gelegenaf te breken. Dat
voornemen kan worden uitgevoerd, mits daarvan vooraf aan Burgemeester
en Wethouders kennisgeving geschiede, eene voorwaarde waaraan ten deze
werd voldaan. De vraag echter, of zij van wie de kennisgeving uitging
tot de afbraak geregtigd zijnligt buiten onze bemoeijing. Wij kunnen ze
noch beoordeelen, noch beslissen. Bestaat dienaangaande gegronde twijfel,
iets 'tgeen uit het nader request zoude kunnen vermoed worden, zulks kan
alleen door den regter worden gewaardeerd. Zijwelke dien twijfel meenen
te kunnen doen gelden, behooren daartoe diens tusschenspraak in te roepen
en zich langs dien weg tegen de voorgenomen afbraak te verzetten. Het
bestuur der gemeente berust in de eenvoudige kennisgeving, zonder te kun
nen uitmaken of zij bevoegdelijk geschied zij.
Alleen de omstandigheid, dat een aan de gemeente toebehoorend bonhuisje
na die afbraak zoude overblijven en voorzeker een onooglijk aanzien zoude
verkrijgendringt ons tot het nemen van eenige voorziening. Deze kan en
moet uitsluitend daarin bestaandat de Raad goedvinde te besluitentot de
amotie van dat huisje te doen overgaan, waaraan geenerlei bezwaar verbon
den is, daar, blijkens de ten deze overgelegde missive van de Commissie
van administratie over de gevangenissen, een geschikt lokaal voor de bewa
ring der brandspuit in de nabijheid beschikbaar is. Wordt dergelijk besluit
genomenen wij meenen u daartoe te moeten radende bij u aanbangig
gemaakte' zaak is beëindigdzonder dat deze vergadering zich in het minste
in eenig geschil van bevoegdheid inmengt.
Alles zoude zich toch daartoe kunnen bepalen, dat aan de Commissie,
van welke het eerste verzoek uitging, werd medegedeeld dat de Raad, zoo
dra het bewuste blok zal zijn afgebrokenbereid is het bonhuis op te rui
men en naar elders te verplaatsen."
De heer Tickler. Met de eerste beschouwing van het rapport van Bur
gemeester en Wethouders zou ik mij wel kunnen vereenigenmaar wat het
tweede punt aangaat zou ik van oordeel zijn, dat de zaak diende te worden
uitgesteld, tot dat over het bestaande geschil door den regter uitspraak zal
zijn gedaan.
De heer Meerburg. Ik had ook gaarne geziendat de zaak voorloopig
aanhangig ware gebleven; maar daar Burgemeester en Wethouders zich ont
houden hebben van eenige erkenning, van welke commissie ook, beslist het
de zaak in verschil niet; het heeft mij bevreemd dat nu die vraag tot af
braak is gedaan, maar ik beschouw het gelijk aan stuiptrekkingen van
een zieke, schijnbaar vertoon van leven.
De Voorzitter. Ik wensch den heer Tichler te antwoorden, dat het
eerste en tweede gedeelte van ons rapport met elkander in naauw verband
staan. Wij komen tot geenerlei erkenning van eenige commissie; maar het
eerste gedeelte van het rapport moet noodwendig leiden tot het tweedeom eene
beslissing te nemen voor het geval dat de huizen worden afgebroken. Het voor
stel strekt dan ook slechts om alsdan het overblijvende weg te ruimen, zijnde
niet "eens een op zich zelf staand huis, maar blootelijk het onderste ge
deelte. Daardoor wordt niemands regt tot dien afbraak bepaaldelijk erkend.
Het geldt eenvoudig een besluit omals de amotie van het blok huizen, naar
aanleiding der aan het bestuur gedane kennisgeving, daadwerkelijk plaats
vond dat gedeelte mede weg te ruimen. Beide deelen van ons rapport
hano-èn ten naauwste te zamen, en ik kan niet regt begrijpen, dat het
tweede gedeelte zou worden afgekeurd en het eerste niet.
De heer Tichler. Ik meen toch, dat het denkbeeld in het rapport
duidelijk is uitgedrukt, de zaak zoo te beschouwen, dat men allereerst de
uitspraak van den regter behoorde af te wachten.
De Voorzitter. Dan alleen ware dit noodigindien wijeen besluit
nemende, het wettig bestaan der commissie, van wie de vraag uitging, er
kenden. 'Maar wij doen dat niet. Wij zeggen eenvoudig, dat, als het
blok huizen wordt afgebroken, dan ook het overblijvend stuk moet volgen.
Zouden wij daartoe eene regterlijke beslissing moeten afwachten, dan zou
de zaak misschien lang moeten rusten.
De heer Goudsmit. Ik kan nog niet inziendat de redenering van Bur
gemeester en Wethouders op volkomen juiste gronden berust. Immers zou
het mogelijk zijn, dat er een toestand geboren werd ten gevolge van hande
lingen "door eene onbevoegde autoriteit verrigt: een verlof alzooop grond
van betwistbare handelingen gegeven, kan worden beschouwd als de erken
ning van eene hoedanigheid.
De Voorzitter. Als het blok huizen afgebroken zal worden, vragen
wii niet: mag dat geschieden? Wij ontvangen de kennisgeving, dat het
geschieden zal; meer behoeft er niet gedaan te worden. Maar de afbraak
eenmaal geschied zijnde, zullen wij wel doen te volgen.
De heer Goudsmit. Het is toch mogelijk, dat daardoor eene adhaesie
wordt gegeven aan de daad van afbreken. Nu kunnen wij niet in die
quaestie tusschen beiden komen, noch beslissen, wie de wettige com
missie is. Maar juist daarom kunnen wij bezwaarlijk adhaesie schenken
aan het verzoek, zoo als het is liggende. Is de afbraak onwettig, dan is
hetgeen er op volgt evenzeer onwettig; en daarom is het verlangen der
lieeren, om de zaak uit te stellen, niet zoo ongerijmd.
De Voorzitter. Ik kan dat niet toegeven. Ik stel mij voor dat een
0f ander individu kennis geeft van eene voorgenomen afbraak. Wij kun
nen dan niet onderzoeken, of het de wettige eigenaar is. Waar dit het
geval niet mogt zijn, zal de eigenaar zelf moeten opkomen. Ik zie echter
in de afbraak van dat bïandspuitliuis geene adhaesie aan de zaak in het
algemeen.
De heer Meerburg. Uwe redenering zou opgaan, mijnheer de Voor
zitter, als hier geene tegenspraak was opgekomen. Nu er een tweede op
komt die regt van eigendom beweertis de zaak van gedaante veranderd.
De Voorzitter. Ik zal thans het voorstel in stemming brengen tot
amotie van het brandspuithuisingeval de andere huizen worden afgebroken.
Dat voorstel wordt aangenomen met 17 tegen 3 stemmen.
Tegende heeren TichlerGoudsmit en Meerburg.
VII. Het adres van G. Tibboeltot het uitgeven van gemeentegrond.
Burgemeester en Wethouders kunnen zich met de strekking van het rap
port der Commissie van Eabricage geheel vereenigen en raden der vergade
ring om op de aangegeven wijze den gevraagden grond tegen eene jaarlijksche
recognitie van f 16.80 uit te geven.
De heer van Kaathoven. De bedoeling zal toch zijndat de adressant
het gebruik van gemeentegrond vraagt?
De Voorzitter. Ja.
De heer van Kaathoven. Dan ben ik er voor.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
VIII. Het adres van Vrouwe A. W. van Gorkum, wed. Viruly van
Pouderoyen, tot het leggen van eene stoep voor het perceel wjjk IV,
n°. 360a.
Burgemeester en Wethouders raden, overeenkomstig het rapport der
Commtssie van Eabricage, onder de daarbij gestelde bepalingen, de gevraag
de vergunning te verleenen.
De heer Driessen. Geldt het hier afstand van gemeente-grond, die
zal verleend worden?
De Voorzitter. Ja.
De heer Driessen. Dan zou er toch recognitie voor moeten betaald,
en de vergunning moeten verleend worden tot wederopzeggens toe.
De heer Hubrecht. Tot nu toe heeft de Raad steeds eene dergelijke
vergunning verleendzonder recognitie te vorderen.
De Voorzitter. Het is nooit gebeurd. Misschien zou men wel kunnen
zeggen, dat het belegging, geen afstand, van gemeentegrond betreft, maar
dit zou eene spitsvindigheid zijn, daar de gemeente er toch niet over be
schikken kan. Maar, zoo als ik zeg, er is nooit recognitie in dergelijke
gevallen gevraagd.
De heer Hubrecht. In het tarief, door den Gemeenteraad vastgesteld
5 Maart 1857 is hiervoor geene recognitie bepaald.
De Voorzitter. Als het tarief herzien mogt worden, zou op de zaak
kunnen worden teruggekomen.
Het voorstel wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen,
IX. Het adres van D. J. den Beer Poortugael tot afschrijving van
plaatselijke directe belasting over 1862.
Burgemeester en Wethouders raden in hun rapport op dit verzoek afwij
zend te beschikken, aangezien het uit de alhier gehouden wordende bevol
kingregisters blijkt, dat de adressant zich niet naar elders heeft doen over
schrijven.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aan-
genomen.
X. De instructie voor den wetenschappelijken keurder.
De Commissie voor de huishoudelijke verordeningen stelt voor die instruc
tie te arresteren als volgt
uHij is verpligt tot het onderzoeken van alle levensmiddelen, hem door
Burgemeester en Wethouders aangewezen en door de keurmeesters aangebo
den." Hij geeft telkens zoo spoedig mogelijk rapport."
De heer Krantz. Als lid der Gezondheids-commissie heeft mij te meer
de voordraf van de Commissie voor de verordeningen bevreemd. Toen
aan deze Commissie het maken eener verordening werd opgedragen .ver
klaarde zij zich niet voldoende met de zaak bekend, en verlangde voorlich
ting van de Gezondheids-commissie. Nu echter beschouwt zij de zaak
als"zeer eenvoudig, en stelt voor die te regelen bij eene verordening, uit
één artikel bestaande. Ik had wel gewenscht dat zoo als gewoonlijk bij
het behandelen van verordeningen het geval is, de leden van den Raad
in het bezit waren gesteld van de concept-verordening door de Gezondheids
commissie ingezonden, waardoor eene juistere beoordeeling dan nu liet geval
kan zijn, mogelijk ware. De Commissie voor de verordeningen stelt den we
tenschappelijken keurder voor noodig onderzoekter beschikking vanalzoo
beneden de gewone keurders. De Gezondheids-commissie daarentegen stelt
hem aan het hoofden acht een verbanden regeling der werkzaamheden
noodig. Zij heeft gemeend alle nuttelooze bepalingen te moeten vermijden,
maar "alleen datgene geregeld wat zij tot bereiking van het doel noodig
acht. Het komt mij voor, dat de Raad zal moeten beslissen, welk be0in-
sel hij aankleeftdat van de Commissie voor de verordeningenof wel dat
van de Gezondheids-commissie.
De Voorzitter. Ik moet zeggen, dat ik lang in het onzekere ben ge
weest hoe te doen. Het komt mij voor, dat het in den aard der zaak lag,
dat de zaak geregeld wordt door de Commissie voor de verordeningen we
gens de huishouding der gemeente. Nu is wel op verlangen dier Commissie
toen er sprake van die verordening was, de Gezondheids-commissie ungenoo-
dio-d hare denkbeelden daarover mede te deelen, hetgeen ten gevolde hee
gehad, dat de stukken zijn ingediend, die voor mij liggen; maar toen die
concepten aan de Commissie voor de verordeningen waren medegedeeld om
te beoordeelen, in hoever daarvan gebruik ware te maken is door de laatste
slechts één artikel geleverd, waaruit de instructie zou bestaan. Nu konden
toch moeijelijk ontwerpen, die alleen ter inlichting van Commissie had
den gediend, worden gedrukt, en het drukken van het éémge artikel
achtte ik niet noodig. Het kwam mij voor, dat dit wel bij eeneeersfele-
zin- kon worden onthouden en beoordeeld. Maar verder kon ik niet gaan
omtrent eene zaak, die op dit oogenblik geen onderwerp van overweging
bij den Raad kan uitmaken.
De heer Sikkel Groos. De Commissie voor de huishoudelijke verorde
ningen heeft van de Gezondheids-commissie verlangd inlichtingen. Zij
heeft van deze laatste ontvangen twee concept-verordeningen, dus zelfs meer
dan zij gevraagd had. Zij is daarvoor zeer dankbaar. Het doet haar leed