HAN9B11H6IW TAD DIS ErEESBHTEBAAD TAN LETDEN.
20.
Zitting van Donderdag 20 November 1862,
geopend des namiddags ten 2 ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de beeren Stoffels, Hubrecht, de Fremery, de Moen,
Kluit, ten Sande, Librecht Lezwyn, Tollens, DriessenWttewaall, Krantz,
van der Hoeven, van OuterenIlartevelt, van KaathovenGoudsmit, Ge
vers, Sikkel Groos, Meerburg, du Bieu, Tichler, lc Poole en de Voorzitter.
De aanteekeningen der vergaderingen van 30 en 31 October 11. worden
gelezen en vastgesteld, waarna de Voorzitter mededeelt:
Vijf dispositiën van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidhollandals:
1°. eene van 28 October 1862, B. n°. 6006 (3e afd.), G. S. n°. 55,
waarbij het 1ste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst
1862, wordt goedgekeurd;
2°. eene van gelijke dagteekeningB. n°. 6004 (3eafd), G. S. n°. 39,
behelzende goedkeuring der raadsbesluiten van den 16den bevorens, tot de
uitgifte van gemeentegrond aan B. J. Fornara en tot de onderhandsche
verhuring van het portiershuis en de schuur aan de Binnenvestgracht bij
de Hoogewoerdspoort.
3°. eene van 31 October jl.B. n°. 6160 (3s afd.), G. S. n°. 15, hou
dende goedkeuring der raadsbesluiten van den 16de dier maand, tot de onder
handsche aanbesteding der leverancie van boeken, kaarten enz. voor de
openbare lagere scholenen van het benoodigde grof rivierzand ten behoeve
der gemeente, en tot de onderhandsche verpachting der Beestenmarkt;
4°. eene gedagteekend 3 November 1862, B. n°. 6226 (3° afd.), G. S.
n°. 41waarbij wordt goedgekeurd het raadsbesluit van den 23sten der vorige
maand, tot de onderhandsche verhuring van lokalen op het raadhuis, aan
den Minister van Justitie, ten dienste van de Arrondissements-Kegtbank en
het Kantongeregt
5°. eene van den 10den der loopende maand, B. n°. 6358 (3° afd.), G. S.
n°. 21daarbij goedkeurende de raadsbesluiten van den 31sten October bevo
rens, tot de onderhandsche verhuring van den kelder op de Breêstraat,
wijk IV, n°. 299a, en de onderhandsche aanbesteding van het schoonhou
den der plantsoenen.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
Voorts legt de Burgemeester over:
1°. Adressen van J. J. Verdonk en L. M. SchipperJ. P. Kop c. s. en
C. Omvlee, tot behoud van de brug over den Ouden Singel voor de
Scheistraat.
De Voorzitter stelt voor deze adressen te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders, ten fine van berigt en raad.
De heer tan dee Hoeven. Is daarop dan terug te komen? Ik meende
dat de zaak beslist was.
De Voorzitter.^ Ja; maar de adressen zijn eenmaal ingekomen. Ik
deel wel de meening, dat de Baad bij zijn besluit zal volharden; maar
wij meenden de bevoegdheid niet te hebben de adressen ter zijde te stellen
want de mogelijkheid zou kunnen bestaan, dat de Baad op zijn besluit
terug kwam.
Wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter.
2°. Bapporten van de Commissie van Financiën op:
a. de rekening der armbakkerij over 1861;
b. de voordragt van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium omtrent
de bezoldiging van het 2de praeceptoraat.
3°. Bapport van de Commissie tot de huishoudelijke verordeningen betref
fende de verordening houdende instructie voor de wetenschappelijke keurders.
4°. Concept-instructie voor den Lector in de verloskunde, met begeleidende
"missive van de Commissie tot de huishoudelijke verordeningen.
5". Instructie voor den Gemeente-architect, ontworpen door de Commis
sie tot de huishoudelijke verordeningen.
Overeenkomstig de voordragt is besloten, de stukken sub n°. 2 tot 5 ter
inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen.
6°. Adres van H. Borgerding c. s.daartoe strekkende dat het gedeelte
wegs buiten de Wittepoort tot aan de Boschhuizerbrugzoo bij avond als
bij nacht, worde verlicht.
Overeenkomstig de voordragt wordt besloten hierop over te gaan tot de orde
van den dagals betreffende een onderwerpdat tot de bevoegdheid van het
Collegie van dagelij ksch bestuur behoort.
De Burgemeester stelt aan de orde van den dag:
I. De benoeming van een lid in de Plaatselijke Schoolcommissie.
Voor deze en verdere aan de orde gestelde benoemingen worden de hee-
ren de FremeryDriessen en Hartevelt door den Voorzitter aangewezen om
met hem het bureau van stemopneming uit te maken.
De lijst van aanbeveling, door de Plaatselijke Schoolcommissie ingediend,
bevat de volgende namen: Dr. E. van der Ven en Mr. F. B. Coninck Liefsting.
De uitslag der stemming is, dat met algemeene (23) stemmen de heer
Dr. E. van der Ven wordt benoemd.
II. Wordt overgegaan tot benoeming van een Gemeente-architect.
Door Burgemeester en Wethouders worden, overeenkomstig het rapport
der Commissie van Fabricage, aanbevolen: Jan Willem Schaap, architect
enz. te Leyden; Anton Julius Johannes van Kesteren, hoofdopzigter der
gemeentewerken van Botterdam; Pieter Mager, architect der gemeente Pur-
merende; en Hendricus Jacobus Hubertus Hermans, geplaatst bij 's Bijks
waterstaat in het arrondissement Breda.
Met 13 stemmen wordt tot Gemeente-architect benoemd J. W. Schaap
zijnde verder uitgebragt op: A. J. J. van Kesteren 4, J. C. van Gelder 3;
P. Mager 2 stemmen en P. Korevaar 1 stem.
III. Wordt overgegaan tot benoeming van een adsistent commies-portier,
waartoe door Burgemeester en Wethouders wofden aanbevolenJacobus
Johannes Starkenburg, Alexander Gustaaf Ammerlaan en Arie de Bu.
De uitslag der stemming is, dat tot voorschreven betrekking met 12
stemmen benoemd wordt A. G. Ammerlaan; hebbende J. J. Starkenburg 9
stemmen, H. M. Smulders en J. van Wijk elk 1 stem verkregen.
IV. Vervolgens overgaande tot benoeming van een Begent van het Ge
reformeerd Minnehuiswaartoe door Diakenen der Ned. Hervormde gemeente
worden voorgedragen de heeren G. J. Bollandet en Mr. C. A. de Vassy,
is de uitslag der stemming, dat met 16 stemmen benoemd wordt de heer
G. J. Bollandet, zijnde op den heer Mr. C. A. de Vassy 5 stemmen uit
gebragt, terwijl 2 blanco-briefjes waren gevonden.
V. Aan de orde is voorts de beraadslaging over het voorstel tot wijzi
ging van het raadsbesluit, regelende de heffing der schoolgelden (Gem.-blad
n°. 4 van 1861).
Bij dat voorstel wordt voorgesteld bedoeld raadsbesluit te wijzigen als volgt:
//Er zal, te beginnen met 1 Januarij 1863, als schoolgeld voor het be
zoeken der openbare lagere scholen in deze gemeente verschuldigd zijn,
door de ouders of voogden der ter school gaande kinderen, voor ieder kind,
bezoekende de scholen vermeld bij art. 1 der verordening, bepalende het
getal dier scholen,
onder letter 6, voor den morgen- en middag-schooltijd één cent per dag,
voor den avond-schooltijd één cent per dag,
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig ter school gaande,
wordt het bedrag voor elk kind gesteld op de helft;
onder letter c vier gulden per drie maanden,
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig op dezelfde school
gaande, wordt het bedrag voor ieder kind gesteld op drie vierden;
onder letter d, vijftien gulden per drie maanden,
voor twee of meer kinderen uit één gezin, gelijktijdig op dezelfde school
gaande, wordt het bedrag voor elk kind gesteld op drie vierden.
Op de scholen, vermeld onder letter a, wordt het onderwijs kosteloos
gegeven."
Hiermede, voegen Burgemeester en Wethouders er bij, zoude te gemoet
gekomen zijn aan het bezwaar, dat op de scholen onder letter c voor twee
kinderen uit één gezin hetzelfde schoolgeld werd berekend als voor één, en
tevens duidelijk zijn gemaakt, dat onder twee of meer kinderen uit één ge
zin worden verstaan of jongens of meisjes, die gelijktijdig dezelfde school
bezoeken.
De heer van der Hoeven. Ik heb deze bedenking, mijnheer de Voor
zitter, dat, als ik mij niet bedrieg, er in deze wijziging toch nog die be
paling^ blijft bestaandat het schoolgeld voor enkele scholen hetzelfde blijft
voor één en voor twee kinderen. Ik zou het beter keurendat op alle scho
len, waar betaald werd, dezelfde maatregel werd toegepast.
De Voorzitter. Ik geloof, dat wij dan weer in die moeijelijke bere
kening komen van cent.
De heer van der Hoeven. Worden die centen betaald eiken keer, dat
die kinderen ter school komen?
De Voorzitter. Ja.
De heer van der Hoeven. Ik vind het toch vreemd; en ik geloof,
dat wel op eene of andere wijze die moeijelijkheid ware op te lossen. Ik
geloof toch, dat wij niet gebonden zijn aan de wijze van inning dier school
gelden.
De heer Goudsmit. Ik ben tegen de tweeërlei wijziging, die ons voor
gesteld wordt. Tegen de eerste, namelijk de zoogenaamde verduidelijking
der verordening, waarbij bepaald wordt, dat voor twee kinderen van het
zelfde gezin, wanneer zij van verschillende sekse zijn, het geheele school
geld moet worden betaald, heb ik reeds vroeger bedenkingen geopperd. Ik
vind het hard en ongerijmd om deze gunstige beschikking afhankelijk te
maken van het toevallig verschil van sekse, terwijl de splitsing der scholen
niet anders is dan een huishoudelijke maatregel van orde. Ik heb daarom
verlangd het schoolgeld verminderd te zien ten behoeve van hen die meer
dere kinderen, onverschillig, jongens of meisjes, hebben op de openbare
scholen, waar een gelijk schoolgeld geheven wordt. Deze behooren naar
denzelfden maatstaf behandeld, door dezelfde bepalingen beheerscht te
worden. Wat de tweede wijziging betreft, ook deze acht ik niet doel
matig- Het schoolgeld behoort zoo laag mogelijk gesteld en voor het
openbaar onderwijs de deur wijd open gezet te worden. Elke verhooging
dus beschouw ik als belemmerend, en strijdig met de volksbeschaving en
verlichting.
De Voorzitter. Wij hebben deze wijziging voorgesteld naar aanleiding
van het besluit, dat door den Baad was genomen. Gij zult u herinneren,
dat hier een request is aanhangig geweest, waarbij gevraagd werd eene uit
legging te geven van de beteekenis der in de verordening voorkomende
woorden; en de Baad heeft zich daarop vereenigd met het denkbeeld, om
de verordening in den thans voorgestelden zin te verduidelijken.
De heer Goudsmit. Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat de Baad
zich nog niet over den geest dezer verandering heeft uitgelaten. Waar is
het, dat er eene interpretatie is gegeven van de verordening, zoo als zij
toen bestond; maar de heer van, der Hoeven en ik waren van het denk-
24