ten van invordering niet zoo boog waren als hier. Het is dus een wensch, die niet onbereikbaar is; mogt hij spoedige vervulling erlangen, en alzoo eene betere verdeeling van de belastingen tusschen het rijk en de gemeen ten tot stand komen. De heer Hartevelt. Er wordt voorgedragen als jaarwedde van den beambte Henkes ten kantore van den Gemeente-ontvanger, ten gevolge van vermeerdering van werkzaamheden, voortspruitende uit de ontvangst dei- schoolgelden op de openbare lagere scholen onder lett. e. en d. als ander zins, bij eene verhooging van 200, 800." Indien dit bij de leden van den Raad billijk wordt gevonden, zal ik er in berusten. Ik kan niet aannemen, dat voor die vermeerderde werkzaamheden eene vermeerdering van tractement wordt vereischt. Toen ik in der tijd op vermeerdering van het tractement der stads-doetoren aandrong, werd mij als reden van weigering toegevoegd dat er altijd zoo vele sollicitanten warenik geloof dat er voor de be trekking van den heer Henkes met de vermeerderde werkzaamheden vele en ook geschikte sollicitanten op een tractement van 600 zouden zijn. De heer Meerburg. Ik twijfel, of de heer Hartevelt wel weet, hoe zeer die werkzaamheden door de scholen zijn vermeerderd; en dan vraag ik, of, vooral in den tegenwoordigen tijd, die som van 200 zoo aanzien lijk kan worden genoemd. De heer Stoffels. Ook ik betwijfel, of de heer Hartevelt wel bekend is met de werkzaamheden aan het kantoor van den heer Henkes en of er wel iemand kan gevonden wordendie voor die werkzaamheden zoo voetstoots geschikt is. De werkzaamheden aldaar zijn niet alleen van grooten omvang, maar zijn ook belangrijk vermeerderd. En ofschoon nu ook al de verant woordelijkheid op den ontvanger geheel rust, is het toch geene onverschillige zaak, dat de overige ambtenaren met vertrouwen kunnen worden vereerd. En als de heer Hartevelt maar eens een dag of eene week den gang van zaken aan het kantoor gadesloeg, zou hij zich van de waarheid mijner be wering kunnen overtuigen. Het kantoor begint des morgens ten tien ure en duurt tot twee ure des namiddags. Maar als de heer Henkes niet een groot deel der werkzaamheden naar huis nam, zouden de zaken moeijelijk kunnen marcheren. Ik geloof dus, dat het billijk is te achten het tracte ment van den beambte Henkes met ƒ200 te vermeerderen. Men dient hem toch in staat te stellen als een fatsoenlijk, eerlijk en vertrouwd man te leven. De heer Librecht Lezwyn. De vraag is bij mij opgekomenof de gemeente wel verpligt is aan een stedelijk ambtenaar, die zijn tractement heeft, hulp te verschaffen. De heer Henkes is aangesteld op 600; en als men nu niet verpligt is hem hulp te gevendan zie ik geene reden voor die verhooging. Hetgeen de heer Stoffels heeft aangevoerd, dat men men- schen op het kantoor van den ontvanger moet hebben, die eerlijk zijn en vertrouwd kunnen worden, komt mijns inziens niet te pas. Wij hebben geen verantwoordelijk persoon buiten den ontvanger en daarvoor dient de borgtogt. De heer Gevers. Ik herinner mij den vroegeren thesaurier, die geen afzonderlijken bediende had van de stad. Eerst in latere jaren heeft men besloten aan den neef van den heer Henkes een salaris van ƒ600 toe te kennen, en zoo ook aan Wijnnobel. Vroeger had men in den ontvanger, of liever in den thesaurier, slechts één vast gesalarieerd persoon. De heer Meerburg. De vermeerdering van personeel isgeloof ikge komen door de bijvoeging van de inning van het lantaarngeld. Daarvoor was vroeger een afzonderlijk persoon aangesteld. Door de invordering nu dier belasting aldaar is nog een persoon bij den ontvanger moeten gevoegd worden. De Voorzitter. Ik zal de vrijheid nemen uit de instructie voor den Ontvanger, vastgesteld den 22 Maart 1855, art. 20 voor te lezen, dat aldus luidt: //Alle bureaukosten, kopij- en schrijfloonen komen voor zijne rekening, daaronder niet begrepen de zegels voor het journaal, het gezegeld exemplaar zijner rekening en de kosten van alle aanslagbilletten voor de gemeente lasten. Ook is uitgezonderd de belooning van een of meer beambten welke door Burgemeester en Wethouders, op voordragt van den Ontvanger, zal of zullen worden benoemd." De heer Librecht Lezwyn. Ik heb er niets tegen, Mijnheer de Voor zitter; maar dat is eene instructie van lateren tijd, toen de hulp reeds ver leend was. De Voorzitter. Het is het antwoord op uwe vraag: ziju wij geroepen den Ontvanger hulp te verleenen? Die roeping volgt uit de instructie. De heer Librecht Lezwyn. Ik heb gezegd, dat, als wij er toe ver pligt zijn om die hulp te verleenen, ik dan 600 als tractement genoeg achtte. Maar dan acht ik verhooging met 200 in geen geval noodig. De heer Hartevelt. Bij het opgemerkte door den heer Lezwyn moet ik nog voegen, dat, als ik het werkelijk billijk kon achten om die 200 verhooging toe te staan, ik er geene bedenkingen tegen zoude maken; maar ik moet er mij tegen verklarenomdat de ontvanger met de perceptie is belast. Nu is er bij hem een beambte, die f 600 tractement geniet. Wan neer men nu, omdat er ook schoolgelden geïnd worden, eene verhooging van 200 toestaat, zou men telkens, bij iedere nieuwe belasting die men mogt invoeren, bij iedere vermeerdering van werkzaamheden, wederom eene verhooging moeten voordragen en toekennen. Ik zie de noodzakelijkheid en billijkheid hiervan niet in. Het is mij onverschillig wie met de inning dier schoolgelden belast is, of dat de beambte doet of wel de ontvanger, nog eens: de ontvanger is met de perceptie belast en geniet daarvoor 3000 tractement; hoe zoude het wezen bij vermindering van werkzaamheden? Mag ik hier in het voorbijgaan opmerkendat op de school voor meer uitgebreid lager onderwijs voor een kind 16 's jaars betaald wordt, en voor twee kinderen uit een gezin even zoo veel en dus slechts f 8 per hoofd. De verordening, die dat bepaalt, heb ik althans niet bedaard nage zien want ik waande dat ook op die school voor twee kinderen uit een gezin drie vierden van de bepaalde schoolgelden zouden gevorderd worden en dus 24, even als op de school van 60, waar men voor twee kinderen uit hetzelfde gezin 90 betaalt. De Voorzitter. Ik moet daaruit opmaken, dat de heer Hartevelt er dan tegen is het schoolgeld te verminderen, als er meer kinderen van hetzelfde gezin op de school gaan. De heer Hartevf.lt. Ik ben niet tegen eene vermindering, maar tegen eene vermindering op de helft. Nu betaalt men maar 16 voor twee kin deren van hetzelfde gezin, en dat is buiten alle billijke verhouding. Ik weet wel, dat dit een punt is van latere zorg, maar ik meende er toch van te moeten spreken. De Voorzitter. Ik zal thans het voorstel van den heer Lezwyn in omvraag brengen. De heer se Fremery. Ik voor mij heb, zoolang ik, in den korten tijd dat ik inzage in het kantoor heb gekregen, de werkzaamheden heb kunnen gadeslaande overtuiging verkregendat dat honorarium inderdaad verdiend is. Meermalen heb ik, om verwarring voor te komen, zelf ge- ruimen tijd op het kantoor moeten wachtenom met den Ontvanger te spreken; en dat er meer en veel tijd benoodigdis, buiten den zoogenaamden kantoortijdom boekenregisters enz. bij te houdenis mij herhaaldelijk gebleken en zou zeker bij nader onderzoek ook alzoo bevonden worden. De heer Gevers. Maar er zijn geen drie personen noodig. De heer de Fr emery. Ik geloof werkelijk, dat op dit kantoor twee be ambten hoog noodig zijn ook voor de aanzeggingen en het rondbrengen der billetten. De heer Gevers. Dat kon een deurwaarder doen. De heer de Fremery. Wat de waarschuwingen en aanmaningen betreft, kan ik dit niet tegensprekendoch tot dusverre is dit voordeel aan hen toegekend; bovendien moeten een aantal kennisgevingen, waarvoor geene belooning wordt toegekendbezorgd worden. De heer Gevers. Ik meen dat twee personen best al het werk zouden kunnen verrigten. Het rondbrengen van billetten is eene werkzaamheid buiten het kantoor Daarvoor kan men een deurwaarder der belasting nemen. De heer de Fremery. Moeten dan de kosten van dien deurwaarder niet door ons gedragen worden? De heer Gevers. Neenhet salaris wordt die ingezetenen in rekening gebragt, die in verzuim zijn. Het voorstel van den heer Lezwynalsnu in hoofdelijke omvrage gebragt zijnde, wordt aangenomen met 12 tegen 9 stemmen. Tegen: de heeren de Fremery, Krantz, Meerburg, de Moen, du Eieu, Stoffels, Hubrecht, Driessen en de Voorzitter. Mitsdien is de post met ƒ200 verminderd. De heer de Moen. Als wij toch aan het verminderen gaan, zou ik d plus forte raison moeten vragenis er in dit artikel niet een andere post die dan verminderd zou moeten worden? In het hoofdkantoor vinden wij een ontvanger, een boekhouder, en nog vier beambten. Dat is niet in overeenstemming met de gemeentewet, die maar een ontvanger kent. En wil men bedienden laten, dan meen ik toch, dat er te veel zijn voor de werkzaamheden. Meermalen heb ik daarop gewezen en verzoek Burgemeester en Wethouders op nieuw daarop te letten. Aan het hoofdkantoor loopt de een den ander letterlijk in den weg. Ik heb gestemd tegen het voorstel om aan den heer Henkes ƒ200 minder toe te kennen. Het is mij niet gelukt hem die billijke verhooging te zien toegestaan. Ik heb intusschen de over tuiging, dat hij zijne werkzaamheden in allen deele goed ten uitvoer brengt. Indien de Baadsleden met mij, bij de laatst gedane rekening over 1861, die massa stukken en staten hebben nagezien, dan zijn zij met mij daarvan overtuigd. Ikdie tevens de vele en vermeerderde werkzaamheden voor hem op het kantoor ken, kon niet anders dan voor verbetering van bezoldiging zijn. Daarentegen is het ten minste zeker, dat er voor al die bedienden aan het hoofdkantoor geene gezette bezigheden zijn. De heer Krantz. Hetgeen de heer de Moen heeft gezegd, was reeds het gevoelen der Commissie van Financiën, eenigen tijd geleden. Zijwenschte het getal van de ambtenaren verminderd te zientoen eene verhooging van tractement voor sommige verlangd werd. De Baad heeft zich echter met dat gevoelen niet vereenigd. De heer de Moen. Ik heb slechts eene opmerking willen makenmaar doe er geen bepaald voorstel van om iemand hunner te bedanken. Wel zou ik voor eene nuttiger verplaatsing zijn. De heer Goudsmit. Ik maak er dan wel een voorstel van. Als de men- schen aan het kantoor elkander in den weg loopen, stel ik voor 500 te laten vallen. Ik zou dat niet durven doen, als ik niet van deskundigen had gehoord, dat er geen werk genoeg is aan het kantoor voor zulk een personeel. De heer de Moen. Ik neem de vrijheid op het amendement van den heer Goudsmit een sub amendement voor te stellen, daartoe strekkende, dat de Eaad er toe zou komen om Burgemeester en Wethouders op te dragen een nader onderzoek in te stellen naar den gang der werkzaamheden aan het hoofdkantoor; want het gaat, dunkt mij, niet aan, zoo maar met een woord eene betrekking te supprimeren, ten gevolge van mijne opmerking. De heer Goudsmit. Mijne bedoeling is niet om een ambtenaar te laten vervallen, maar den post met ƒ500 te verminderen. Ik heb er niets tegen, dat Burgemeester en Wethouders een nader onderzoek instellen naar de mogelijkheid om op alle zes beambten ƒ500 te reduceren. De heer de Moen. ƒ500 is juist het tractement van den laagsten beambte. De heer Goudsmit. Het is maar een maatstaf, dien ik aangeef voor Burgemeester en Wethouders, om naar bevind van zaken te kunnen toepassen. De Voorzitter. Het is nog al moeijelijk zoodanig onderzoek in te stel len; want de tractementen eenmaal door den Raad geregeld zijnde, kan daarop moeijelijk worden teruggekomen. Ik acht het gevaarlijk. De heer Gevers. Zou het niet wenschelijker zijn om hetgeen is aan gevoerd in gedachten te houdenten eindezoodra er eene vacature mogt ontstaaner op te letten. Dat zal welligt niet eens lang behoeven te du ren; want wij weten, dat een der beambten op hoogen leeftijd is, en dan kon de wenk van de heeren Goudsmit en de Moen worden ten nutte ge maakt. De Voorzitter. Ik geloof ook, dat eene voorkomende vacature de beste gelegenheid zou aanbieden om op de zaak te lettenten einde niet nu een altijd bedenkelijken greep te doen in het bestaande. De heer de Moen. Naar aanleiding van het geopperde denkbeeld van den heer Gevers, zou ik thans den heer Goudsmit willen uitnoodigen zijn voorstel te willen intrekken. De heer Goudsmit. Ik voor mij trek gaarne mijn voorstel in en laat verder de zaak aan het wijs beleid van Burgemeester en Wethouders over. De post en vervolgens ook no. 90 wordt hierop goedgekeurd, het laatste aldus: Vergoeding aan het rijk van 2J ten honderd van het onzuiver be drag der opcententen behoeve der gemeente gehevenop de grondlasten en op de personele belasting ƒ775. Het uur te ver gevorderd zijnde, wordt de voortzetting der beraadslaging over de gemeente begrooting bepaald op den volgenden dag, des namiddags ten 1 ure, en wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DEABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 7