Het voorstel van den Leer LibrecLt Lezwyn, voldoende ondersteand
zijnde, wordt verworpen met 17 tegen 4 stemmen.
Voor: de heeren Wttewaall, Goudsmit, le Poole en Libreeht Lezwyn.
De Voorzitter. Nu komt nog in aanmerking het denkbeeld om het
werk onder n°. 1 (het afbreken van de hoofden van de brug over den Ouden
Singel voor de Scheistraat) althans voor dit jaar uit te stellenen dus
de som van ƒ2500 te doen vervallen. Wordt dat denkbeeld ondersteund?
Het voorstel hieromtrent wordt voldoende ondersteund.
In stemming gebragt, wordt het verworpen met 15 tegen 6 stemmen.
Voor: de heeren Wttewaall, Gevers, Goudsmit, Coek, le Poole en
Libreeht Lezwyn.
De post zelf wordt goedgekeurd met 17 tegen 4 stemmen.
Tegen: de heeren Wttewaall, Goudsmit, le Poole en Libreeht Lezwyn.
Nos. 76 en 77 worden aldus goedgekeurdOnderhoud van pompen en
riolen 3000; Idem van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere
waterwerken f 10735.
No. 78. Onderhoud van vaartuigen ƒ1350.
De heer Tollens. Bij de begrooting van het vorige jaar heb ik al ge
sproken over de toen gevraagde som voor reparatie van den boeijer en het
jagt, waaraan wij inderdaad niets hebben. Nu zie ik, dat, in antwoord
daarop, voor het onderhoud van Leydens vloot ditmaal 450 meer ge
vraagd wordt dan voor 1862. Er bestaat mijns inziens geene de minste
noodzakelijkheid in de kostbare reparatie van dien boeijer en dat jagt: het
laatste wordt toch niet gebruikt. Ik zal tegen dezen post stemmen.
De heer Hubrecht. Het jagt heeft nog al eene belangrijke reparatie
noodig, en nu en dan wordt daarvan nog al eens gebruik gemaakt, hetgeen
ook met den boeijer het geval is, die altijd voor de leden van den Raad
disponibel is, en hij brengt nog iets op.
De heer Tollens. Dan moet ik vragenof die opbrengstal zij die
boeijer dan ook voor mij disponibel, die kosten van reparatie waardig is.
De heer Hdbrecht. In 1861 heeft het jagt ongeveer f 25 opgebragt.
Ik geloof echter, dat het tarief zoo voor het gebruik van den boeijer als van
het jagt te laag is gesteld, en eene verhooging wenschelijk zoude zijn.
De heer Tollens. Ik vrees, dat, niettegenstaande eene verhooging van
dat tarief, de opbrengst nog niet tegen de kosten van onderhoud zal kun
nen opwegen.
De heer Gevers. Ik geloof, dat, wat den boeijer betreft, het noodzake
lijk is dien te behoudenwant de Commissie van Fabricage heeft dien noodig
om de werken der gemeente op te nemen. En wat nu het jagt aangaat
iedere stad heeft zoodanig vaartuig ter dispositie van de leden van den Raad
en der ingezetenen, en het kan ter hunner veraangenaming strekken.
De Voorzitter. Ik zal thans den post in stemming brengen.
De heer Krantz. Brengt gij die twee sommen niet afzonderlijk in stem
ming, mijnheer de Voorzitter? want eenigen zijn voorstanders van den boeijer
en anderen van het jagt.
De heer Hubrecht. Bij hetgeen de heer Gevers heeft gezegd, wenschte
ik nog dit te voegen, dat de boeijer niet kan gemist worden. Dikwijls i3
die voor eene inspectiereis noodig, en ook de opziener Kreft maakt er
gebruik vanom zoowel het visschen als het baggeren in de vroonwateren
te surveilleren.
De Voorzitter. Ik zal alsnu don post in zijn geheel in stemming
brengenten ware de heer Tollens alsnog mogt wensehen dat de post ge
splitst werd.
De heer Tollens. Neen, mijnheer de Voorzitter.
De post wordt hierop goedgekeurd met 16 tegen 5 stemmen.
Tegen: de heeren Wttewaall, Hartevelt, Goudsmit, Meerburg en Tollens.
N03. 7981 worden aldus goedgekeurd: Onderhoud van klokken, horo-
logiënspeelwerken en dergelijke 800; Kosten van aanleg en onderhoud
der algemeene begraafplaats memorieKosten van verbetering der water-ver-
versching in stadsgrachten memorie.
Hoofdstuk III. Kosten voor eigendommen welke de gemeente naar
HET BURGERLIJK REGT BEZITMET DE DESWEGE VERSCHULDIGDE LASTEN.
No. 82. Onderhoud van huizen, torens, poorten en dergelijke ƒ6800.
De heer Krantz. Onder dezen post is ook begrepen de fontein op
de Vischmarkt, die zeker wel tot verfraaijing strekt, doch ik wensch de
Commissie van Fabricage attent te maken op de Vischmarkt zelve. De
boomen strekken wel tot beschutting tegen de zonmaar niet tegen regen en
slecht weer. De visehverkoopers zijn aldaar niet best beschut, en mogelijk
geeft dat aanleiding, dat er zoo weinig visch ter markt gebragt wordt, en geen
stad toch ligt gunstiger voor dit product dan de onze, digt aan zee, en
omringd van vischrijke polders. Ik acht het daarom mogelijk, dat eene
betere ontvangst tot meerder bezoek zoude kunnen leiden en aangezien
het terrein aanwezig is, geef ik het plan tot overdekking in nadere over
weging, met het oog ook op de verfraaijing van dat gedeelte der stad.
De heer Hubrecht. De Commissie wil gaarne dien wenk overnemen.
Reeds vroeger is de zaak ter sprake gebragt, en zelfs zijn reeds teekenin-
gen van zulk een plan ingeleverd.
De heer Hartevelt. Onder den post no. 82 komt onder anderen voor
eene som van 700 voor reparatie van de gehoorzaal; de bewaarder kost
250, de opbrengst is 200, ergo kost de gehoorzaal aan de stad 750
in 1862 was dit hetzelfde geval. Naar aanleiding van hetgeen door den
heer Tollens is in het midden gebragt met betrekking tot het jagt, tegen
welken post ik gestemd hebzou ik ook hier die som willen doen wegval
len en daarentegen wensehen de gehoorzaal te verkoopen, daar zij toch zoo
goed als niets opbrengtin verhouding tot de kosten. Laten particulieren
die zaal koopen tot het geven van concerten als anderzins. Sedert de lo
kalen van het departement der maatschappij tot Nut van 't Algemeen er
zijn, is de behoefte aan de gehoorzaal minder geworden, en daar die zoo
dikwerf om niet wordt gevraagd en gegevenmag de stad m. i. geen f 750
's jaars meer daaraan ten koste leggen.
De heer Krantz. Met het voorstel van den heer Hartevelt kan ik mij
niet vereenigenintegendeel zoude ik wensehen dat daarvoor meerdere gelden
werden uitgetrokken, indien die tot betere inrigting der gehoorzaal konden aan
gewend worden, waaraan naar mijn oordeel groote behoefte bestaat. Het
productief maken zal bezwaar hebbende proef daartoe is weinige jaren ge
leden genomen door het maken eener verordeningwaarbij de prijzen voor
het gebruik bepaald werden, doch om verschillende redenen is de Raad
daarvan spoedig afgeweken.
De Voorzitter. Ik zou niet overijld willen besluiten tot verkoop der
gehoorzaal. Er zouden verschillende gelegenheden kunnen komen, dat het
lokaal noodig ware, en men zou het zich dan later beklagen, wanneer men
er zich van ontdaan had. Ik geloof, dat het hier geene zaak betreft,
waarvan men eene speculatie maken moet, althans, dat dit nooit het
denkbeeld is geweest. Als er zieh eens bijzondere omstandigheden opde
den, zou men misschien met moeite eene zaal kunnen huren, hetgeen nu
niet noodig is.
De heer van der Hoeven. Ik herinner mij nog dat de nieuwe gehoor
zaal werd ingewijd. Toen sprak de hoogleeraar van der Palm eene re
devoering uit over den invloed van het uitwendige, en deszelfs vermogen,
om den gunstigen indruk van het meer wezenlijke te bevorderen. Voor
ruim dertig jaren was men dus met die zaal zeer ingenomen. Ik zou de
Commissie van Fabricage wensehen in overweging te geven die zaal in hare
bijzondere bescherming te nemen. Het kan zijn, dat sedert 1826 ons
schoonheidsgevoel is toegenomenmaar vroeger moesten de Maatschappij
van Letterkunde en de Afdeeling der Maatschappij van fraaije kunsten en
wetenschappen hare openbare bijeenkomsten houden in het gebouw van den
Schouwburg, llet was dus eene verbetering. Intusschen heeft men bij die
zaal weinig gedacht aan de eischen der gezondheidwant men is er bf op
straat of in eene verstikkende warmte. Wanneer dit onderwerp dus eens
bij de Commissie van Fabricage mogt behandeld worden, dan zou ik zeer
wensehendat zulks in overleg met de Gezondheids-commissie dezer ge
meente mogt geschieden.
De heer Hartevelt. Het is vooral na het gesprokene door den heer
van der Hoeven, dat ik er nog meer voor ben de gehoorzaal te verkoopen;
want het blijkt mij nu, dat er zóóveel noodig is om de zaal in behoorlij
ken staat te brengen, zóóveel om het gebouw een fatsoenlijk aanzien te
geven, dat men inderdaad beter doet, dit aan kooper of koopers over te
laten.
De heer Gevers. Wat den verkoop der gehoorzaal aangaat, dat kan
op dit oogenblik niet beslist worden; het is geen onderwerp, dat aan de
orde van den dag gesteld is.
De Voorzitter. Het is volkomen juist. De zaak is nu niet aan de
orde; de verhuringen van de zaal zijn nog loopende. Maar ik geloof,
dat alleen in stemming zou kunnen worden gebragt het voorstel om den
post van 700 te doen vervallen.
De heer Hubrecht. Ik zou het wegvallen van den post gevaarlijk ach
ten want als de Kaad zich daarmede vereenigdezouden geene gelden voor
het onderhoud beschikbaar zijn.
De Voorzitter. Ik zeg hetzelfde; maar het voorstel is gedaan.
De heer le Poole. Ik zou aan de Commissie van Fabricage willen vra
gen, of het verwen der poorten in dit jaar zoo noodzakelijk was. Zoo
niet, dan kon toch het een tegen het ander opwegen. En daar wij toch
in het volgende jaar de poorten denken af te brekenvind ik dat verwen
eene zoo nuttelooze uitgave.
De heer Hubrecht. Het is niet wenschelijk den post voor het verwen
der poorten weg te laten, want hoedanig de beslissing over het lot der
poorten ook moge wezen, de Zijlpoort onder anderen moet meer»dan noo
dig worden geverwd. Het is toch niet te denken, dat men tot eene wegne
ming van alle poorten te gelijk zal besluiten, en zoo lang zij er zijn,
moeten zij toch onderhouden worden.
De heer le Poole. Ik vond tochdat de verw er nog goed uitzag.
Maar het is mogelijkdat ik het met een ander oog aanschouwd heb. Ik
had echter wel gewilddat de geheele som beter balanceerde.
De heer Hartevelt. Ik blijf, mijnheer de Voorzitter, op mijn gevoe
len aandringen. Ik acht het beter de gehoorzaal in handen van particulie
ren te doen overgaan. Als er geene andere lokalen in de stad warendan
was het iets anders. Maar er zijn sedert andere lokalen gekomen.
De Voorzitter. Het gebeurt meermalen, dat er van de beide be
staande lokalen tegelijk gebruik wordt gemaakt.
De heer Hubrecht. De opbrengst, ik moet dit nog opmerken, is wel
f 200 geweest; maar is het nu niet allezins wenschelijk dat de stad, welke
haar eigene gehoorzaal heeft, die behoude, en zoo noodig doelmatiger
inrigte
Het voorstel van den heer Hartevelt, dat voldoende ondersteund is,
wordt alsnu in stemming gebragt en verworpen met 18 tegen 3 stemmen.
Voor: de heeren.- Wttewaall, Hartevelt en Goudsmit.
De post in zijn geheel wordt zonder hoofdelijke omvrage goedgekeurd.
Nos. 8388 worden aldus goedgekeurd: Dag- en weekgelden der werk
lieden en bedienden in dienst der gemeentemitsgaders verdere kosten der
fabricage 13700; Grond- en personele lasten wegens huizen en landerijen
alsmede patentregten van schuiten 1200; Dijk- en polderlasten 200;
Toelage aan het Invalidenhuis 600Kosten voor het ontvangen der ren
ten van de inschrijvingen op het Grootboek f 50; Kosten van toezigt op
de vroonwateren 200.
Hoofdstuk IV. Kosten van invordering der plaatselijke belastingen
of middelen.
No. 89. Kosten van toezigt en van invordering der plaatselijke belastin
gen ƒ35500.
De heer Gevers. Staat dit niet in verband met de afschaffing der be
lasting op de brandstoffenzoodat bij afschaffing daarvan deze post zou
moeten verminderd worden? Destijds, toen die belasting werd ingevoerd,
is de post verhoogd. Nu zal hij alsdan toch wel denkelijk voor verminde
ring vatbaar zijn.
De heer Stoffels. Neen.
De heer de Fremery. Ik heb een onderzoek ingesteld naar de moge
lijkheid om het personeel bij de indirecte belastingen te verminderen; en
het resultaat daarvan is geweest, dat er voor het oogenblik aan geene ver
mindering kan worden gedacht. Als de belasting op de brandstoffen afge
schaft is, zal de zaak nader worden onderzocht, en de belangen van de
gemeente ook in deze worden in het oog gehouden. De Commissie van
Financiën geeft aan dat de kosten van invordering der indirecte belastingen
bedragen 30141.20. Ik moet evenwel opmerken dat onder die som be
grepen is p. m. 1000 voor weekloonen van de brugophaaldersniette
min erken ik gaarne dat de perceptiekosten, hoe onvermijdelijk ook, enorm
hoog zijn, en ik wensch daarom dat men spoedig meer algemeen overtuigd
moge worden van het nadeel van gemeente-accijnsen. In 1860 reeds heeft
men in België de plaatselijke tolliniën opgeheven, ofschoon aldaar de kos-