KANELim VU BI BUEUTEBUB VU LEYDEH.
9.
Zitting van Zaturdag 14 Junij 1§63,
geopend des namiddags ten lj ure.
Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek.
Tegenwoordig de heeren Meerburgvan KaathovenSikkel Groos, Tichler,
van Outeren, Kluit, Stoffels, Lezwijn, de MoenTollens, Hubreclit,
de Fremery, Taets van Amerongen, du Rieu, Le Poole, Driessen, Krantz,
Hartevelt, ten Sande en Siegenbeek.
De heer Wttewaall gaf kennis verhinderd te zijn deze vergadering bij te
wonen.
De aanteekeningen der vorige bijeenkomst worden gelezen en vastgesteld
waarna de Voorzitter mededeelt:
Vijf disposition van Gedeputeerde Staten der provincie Zuidholland, als:
1°. eene gedagteekend 27 Mei 1862, B. n°. 2966 (3® afd.) G. S. n°. 25
behelzende goedkeuring van het raadsbesluit van den 15 bevorens, waarbij
de afsluiting van den open grond der Klomppoort wordt vergund;
2°. eene van 27 Mei jl.B. n°. 2886 (4® en 3« afd.) G. S. n°. 26,
waarbij voor kennisgeving worden aangenomen de raadsbesluiten van 13
Maart en 15 Mei dezes jaars, tot het verleenen van een verhoogd subsidie
aan het Gereformeerd Minnehuis, over 1861, en aan het Werkhuis, over
1862;
3°. eene dd. 4 Junij 1861, B. n". 3134 (3e afd.) G. S. n°. 27/1,
daarbij goedkeurende het raadsbesluit van den 15 Mei 11. tot af- en over
schrijving op de gemeente-begrooting van 1861;
4°. eene in dato 4 Junij 11. B. n°. 3134 (3® afd.), G. S. n°. 27/2,
houdende goedkeuring van drie raadsbesluiten van den 15 der vorige maand
tot af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst 1862;
5". eene van den 4 dezer maand, B. n°. 3049 (2e afd.), G. S. n°. 30,
waarbij de rekening der dienstdoende schutterij over 1861 wordt goedgekeurd.
Deze worden aangenomen voor kennisgeving.
Voorts legt de Burgemeester over:
1°. Adres van T. F. Vlieland c. s.daartoe strekkende dat de toegang
tot de gemeente-waag aan de zijde der Mandemakerssteeg des Zaturdags
worde opengesteld.
Overeenkomstig de voordragt is besloten, dit adres, als behoorende tot
de bevoegdheid van het dagelijksch bestuur der gemeente, aan dat collegie
te renvoyeren, ten fine van beschikking.
2°. Adres van H. Moorman Comp. te Amsterdam, tot het invoeren van
een verpligtenden ijk op de botervaten.
Overeenkomstig de voordragt is beslotendit te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders, om daarop te dienen van berigt en raad,
simul et semel met het verzoekschrift van Gebr. van Kossem te Rotterdam,
ter zelfder zake.
3°. Adres van P. H. M. Goedhart, om vergunning tot het leggen van
eene stoep en het stellen van palen voor het huis, hoek Galgewater en
Kortrapenburg wijk I, n°. 47.
Overeenkomstig de voordragt is besloten, dit ten fine van berigt en raad
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders.
4°. Adressen van de stads-chirurgijns J. H. J. Groothols en M. J.
Schretlen, en van J. A. Longepee, heelmeester in het Caeeilia-Gasthuis
om in hunne betrekking te worden gecontinueerd.
Overeenkomstig de voordragt is besloten, de beide eerste verzoekschrif
ten te stellen in handen van drie groote armbesturen, het laatste in die
van Gecommitteerden tot de administratie der Vereenigde Gast- en Leproos
huizen, ten fine van berigt en raad.
5°. Rapport van Burgemeester en Wethouders op de missive van Cura
toren van het Stedelijk Gymnasium, houdende bemerkingen omtrent het
onderwijs van den 1"> docent in de wiskunde aan die inrigting.
6°. Voordragt ter benoeming van drie bestuurders van het Werkhuis,
buiten den Gemeenteraad bij periodieke aftreding.
Overeenkomstig de voordragt is beslotende beide stukken ter inzage
van de leden in de leeskamer neder te leggen.
De Burgemeester stelt aan de orde van den dag
I. De voordragt der Commissie van Financiën omtrent de belooning
van den architect S. van der Paauw, in zake de gas-verlichting.
Deze voordragt strekt om aan den heer van der Paauw eene be
looning van 6000 toe te leggen voor bewezene diensten ter zake van
de daarstelling der gas-fabriek, te betalen door de administratie der gas
fabriek.
De Voorzitter. Ik veroorloof mij in herinnering te brengen, dat in
eene vorige vergadering het beginsel zelf om aan den heer van der Paauw
eene belooning toe te kennen is aangenomenen ik zou het dus wenschelijk
achten, dat men zich in de discussie over de thans gedane voordragt uit
sluitend beperkte tot de som, ten einde nuttelooze deliberatiën te voor
komen.
De heer Hubrecht. Ik kan mij niet vereenigen met hetgeen door de
Commissie van Financiën is voorgesteld. De voorgedragen som komt m ij
te hoog voor, en naar mijn inzien, is de som door Burgemeester en Wet
houders, bij hun rapport voorgesteld, voldoende.
De heer de Fremery. Ik heb met genoegen de voordragt van de Com
missie van Financiën gelezen, omdat bepaaldelijk in het eerste gedeelte
van dit rapport mijne meeningomtrent de som die moet worden uitge
keerd volkomen is uitgedrukt. Wanneer dus later geene bedenkingen wor
den ingebragt, die mij daarvan terughouden, zal ik voor dit voorstel mijne
stem uitbrengen.
De heer le Poole. Wat mij betreft, kan ik mij met de voordragt niet
vereenigen, maar wel met eene som van f 3000, zoo als dat in de vorige
vergadering door Burgemeester en Wethouders was voorgesteld, want om
nu die som voor belooning zoo hoog op te voeren als door de Commissie
van Financiën wordt voorgesteldvind ik voor stads-financiën te bezwarend.
Ik beken dat de heer van der Paauw zichwel is waardoor de gedachte
aan de oprigting eener gas-fabriek en .door het zoo ver te brengen, dat zij
is tot stand gekomen, zeer verdienstelijk heeft gemaakt; maar nu de
zaak zóó te overdrijven als volgens het voorstel geschiedt, kan ik niet
goedkeuren. Al wat vroeger door Commissarissen van de fabriek is gezegd
is dan ook geheel mijn denkbeelden ik wil slechts in herinnering bren
gen hetgeen door den heer Goudsmit is opgemerkt dat, met billijk te willen
zijn omtrent den heer van der Paauw, men eene onbillijkheid begaat om
trent de burgerijmet haar een zoo zwaren last op te leggen. Algemeen
weet men niet, wat er in der tijd gebeurd is, omdat voor het meerendeel
de leden van dien tijd niet meer in de vergadering zijn. Ook kan ik
niet nalaten op te merken dat, door de overdreven billijkheid omtrent den
stads-architectmen onbillijk is omtrent de vroegere commissarissenwaar
van een lid is overleden en de anderegeen lid meer zijnde van den Raad
hier ook zijne stem niet kan laten hooren. Men miskent daardoor de zor
gen en de moeijelijkhedenwelke die heeren destijds gehad hebben....
De Voorzitter. Ik wenschte, mijnheer le Poole, u in bedenking te
geven, dat dit punt thans niet meer aan de orde is en nu eene afgedane
zaak is.
De heer le Poole. Ik wenschte dan toch de redenen op te geven,
waarom ik mij met de voordragt niet kan vereenigennog te meerom
dat ik bij de vorige beraadslagingen niet ben tegenwoordig geweest. Maar
wanneer het mij niet meer vergund is die redenen mede te deelenzal ik
mij bepalen met vooreerst mij mijne stem te reserveren.
De heer Driessen. Toen laatstelijk het voorstel was gedaan om de som
op een hooger bedrag te bepalen dan f 3000 heb ik dat voorstel onder
steund. Uit dien hoofde doet liet mij zeer veel genoegen, dat er eene
voordragt in dien geest is gedaanen kan ik mij dan ook daarmede vol
gaarne vereenigen.
De heer Hartevelt. Ik zal voldoen aan het verlangen van onzen ge-
achten Voorzitter, en mij bepalen bij het voorstel door de Commissie van
Financiën gedaannadat het principe bereids in de vorige vergadering is aan
genomen om aan den heer van der Paauw eene belooning toe te kennen. Ik
ben tegen de voordragt, en zal (mijne motieven voor mij houdende) tegen
iedere vergoeding of belooning stemmen.
De heer Sikkel Groos. Ik kan niet begrijpen, hoe men zoo het geld
der gemeente door de glazen werpt; ik zie volstrekt geen maatstaf van be
rekening voor die 6000Ik vraag dus, welke is de maatstaf.
De heer de Moen. De maatstaf van berekening isdunkt mijnog al
tamelijk ontwikkeld in het rapport der Commissie. In de eerste plaats wordt
daarin aangetoond, dat aan den heer van der Paauw reeds in 1847 had
toegekomen eene som van f 3000. Sedert dien tijd had hij dus reeds
2100 aan interest a 5°/0 kunnen genieten en, interest op interest bere
kend, was de primitive som nu reeds tot ruim ƒ5900 geaccresceerd. Maar
nu van een ander standpunt uitgegaan zijnde, waren er leden in de com
missie, die van oordeel waren, dat den heer van der Paauw ten minste niet
minder behoorde te worden toegekend dan de heer Croll heeft genoten,
6000. Op deze billijke redenen nu is de voordragt der Commissie ge
grond, niet uit zucht tot willekeurige geldverspilling.
De heer Tichler. Hetgeen laatstelijk door mij is aangevoerd, toen de
zaak zelve in behandeling was, is nu nog mijn gevoelen: dat namelijk
het besluit van Burgemeester en Wethouders van 9 Junij 1848, waarbij
de heer van der Paauw in zijne betrekking als directeur der gas-fabriek is
geschorst, een onoverkomelijk bezwaar is om eenige belooning aan dien
heer toe te kennen voor deze aangelegenheid.
De heer van Outeren. Met een paar woorden wensch ik mede te dee
len, waarom ik van het gevoelen der Commissie van Financiën afwijk. Zoo
.als de heer de Moen heeft te kennen gegevenberust de voordragt op twee
gïondenin de eerste plaats op eene interest-berekening, in de tweede
pïaats op eene gelijkstelling met hetgeen aan den heer Croll gegeven is,
maar om interest-berekening toe te passen moet men aannemen dat de heer
van der Paauw vroeger een verkregen regt heeft gehad op eene som van
f 3000 en daarvoor vind ik geen grond. Evenmin geloof ik dat er reden
bestaat om hem zooveel toe te kennen als de Heer Croll heeft ontvangen.
Ik geloof, dat wij zóó ver niet mogen gaan. Wel komt het mij voor,
dat wij hem alsnog zekere remuneratie behooren te geven als erkentenis,
dat hij zich verdienstelijk heeft gemaakt, vooral door het ontwerpen der
gas-fabriekmaar ik meen dat men daaromtrent niet verder dient te gaan
dan volgens het voorstel, dat primitief door Burgemeester en Wethouders
was gedaan. Ik kom daartoe te eerder na hetgeen onlangs in de bedenkin-
11