beschikken zal. Buitendien heb Ik wel hoop, dat men om het vertrek, daarover gelegen, tot kantoor van toezigt in te rigten, een a twee honderd gulden op de raming zal uitwinnen, daar het toch niet voor woonhuis be hoeft herbouwd te worden. Ik wacht intusschen de verdere deliberatiën at, om daarnaar mijne stem te rigten. De heer Stoffels. Tegen de zaak zelve heb ik niets, evenmin tegen den voorgenomen aanleg van plantsoen, noch tegen het voorstel om aan de Commissie van beheer over de Kweekschool voor zeevaart vrijheid te ge ven van dat terrein gebruik te maken. Maar er is ééne bepaling in het plan, waartegen ik zal moeten stemmen: zij is deze, dat van die Commis sie f 500 worden aangenomen. Naar mijn inzien heeft de instelling der kweekschool veel te nuttig voor de stad gewerkt, dan dat meu voor dat gebruik van terrein geld van haar zou moeten aannemen. Bovendien heeft die instelling nog niet die zelfstandigheid en althans geene fondsen genoeg om, al is het dan ook aangeboden, onzerzijds die 500 te kunnen aan nemen. Ik zou dus dat gedeelte van het voorstel er wel willen uitligten; en ik geloof, dat de Baad zich wel niet zal behoeven bezwaard te achten door die som niet aan te nemen. Ik zal dan ookna afloop der delibera tiën in dien zin een amendement voorstellen. De heer Hubrecht. De Commissie van Fabricage heeft dit voorstel ge daan, meenende dat in de eerste plaats eene verbetering en ten andere eene verfraaijing daardoor zoude worden verkregen. Dikwijls toch werden er klagten gehoord, en ieder zal dunkt mij het ongerief erkennen van den beperkten en krommen weg tusschen de Binnen- en Buiten-Wittepoort, en indien nu de buitenpoort met de walmuur zal zijn weggenomen, en de daar achter gelegen grond weg gegraven, zal de toegang tot de stad veel zijn verbeterd. Ook de plaats, waar vroeger de keijen werden'gelostzal, indien aan de bedoeling van den Baad wordt voldaan, verandering moeten onder gaan en indien nuzoo als op de teekening is aangewezende grond is aangeplempten daar plantsoen met heesters wordt aangelegdzal ook bij het inkomen der stad eene verfraaijing zijn verkregen. De heer Meerburg. Ik kan mij niet zoo gaaf met het voorgestelde plan vereenigen. Ik ben in het algemeen niet tegen het afbreken van poorten integendeel, ik ben daar zeer voor. Waar ik eigenlijk tegen heb, is het mismaken van poorten; en dan moet ik zeggen, dat dit naar mijn inzien het geval is met de Wittepoort. Nu zijn aan beide zijden huisjes zigtbaar van gelijken vorm; wordt aan de eene zijde dat weggenomen, dan zal het uit het Noordeinde eene ongelijke verhouding zijn en misstaan. Te meer ben ik niet voor het plan, omdat men ten deze meer uitgaat van het denkbeeld eener verfraaijing, want behoefte bestaat er aan die verandering niet, de wijl de communicatie niet vermeerderd, maar verminderd is. En daar wij reeds zoovele uitgaven tot verfraaijing hebben toegestaan, meen ik dat wij voorzigtig moeten zijn en niet te zeer den post voor onvoorziene uitgaven absorberen. Wat dé 500 betreft, door de Kweekschool aangeboden, ik vermeendat deze inrigting die som wel niet zou gevenals zij niet goed bij kas was, daar het alleen voor eene verfraaijing is. Wat de veronderstelling betreft, dat die 1000 niet noodig zijn, moet ik vragen, of er dan geene behoefte is aan eene balkhaven voor de schuiten. Is dit het geval, dan kan men niet wel beweren, dat die f 1000 niet noodig zijn om de kosten te dekken, voortvloeiende uit de verplaatsing van de bergplaats van keijen enz. Ik vrees tochdat die schuiten niet veilig zullen liggenals er geene balkhaven is, en moet deze daargesteld worden, dan vrees ik dat er kosten zullen komen, waarop men niet heeft gerekend. De heer Hubrecht. Het voornemen bestaat om de jukken te verplaatsen naar de overzijde nabij de werf, achter het schuitenhuis. De heer Meerburg. De verplaatsing van dergelijke voorwerpen, de ondervinding heeft het al dikwijls geleerd, is moeijelijk. Die voorwerpen, hoewel schijnbaar goed en gaaf en op dezelfde plaats nog een gerui- men tijd goed kunnende werken, zijn meermalen niet geschikt om ver plaatst te wordenden dientengevolge komen onkosten waarop men niet had gerekend. De heer Krantz. Het is een geruimen tijd geleden dat het dagelijksch bestuur aan de Commissie van Fabricage opgedragen heeft het onderzoek, of het raadzaam is, een of meer poorten af te breken, om tot verfraaijing te kunnen strekken. Deze zaak nu is de eerste daarop betrekking hebben de, die in behandeling komt; maar ik zie minder het plan om de poort af te breken op den voorgrond geplaatst, dan wel het verlangen om de Commissie voor de Kweekschool voor zeevaart genoegen te doenen die school tevens te verfraaijen, waarvoor de Commissie tot mijne verwondering 500 overheeft. Bij mij weegt zeer het bezwaarom aan de Commissie den grond voor den vrijen toegang aangevraagd af te staan; daardoor zal men later ver hinderd zijn, wanneer tot het afbreken der poort besloten wordt, een rui men toegang naar de stad te verkrijgen. Het terrein tusschen de poort en de kazerne moet, dunkt mij, daarvoor beschikbaar blijven. De heer Wttewaall. Ofschoon ik voor verfraaijingen ben, verklaar ik mij tegen de thans voorgestelde, omdat later geen goed geheel verkregen wordt, en wensch te wachten tot ook beschikbaar is de overzijde, waarop de molen de Lelie geplaatst is. In het plan ligt den grond aan de Kweek school voor zeevaart af te staanom zoo doende aan de ingezetenen en vreemden tot die inrigting eenen beteren toegang te verleenenwaartoe het huis naast de klokkenpoort mede zal worden afgebroken. Daarvoor wil die school uit hare fondsen f 500.bijdragen. Ik hoorde in het midden brengen om deze gelden niet aan te nemen, doch ik ben van oordeel dat de stad die niet kan weigerendaar zij worden aangebodenindien die betere toegang werd gegeven. Echter verklaar ik mij tegen den onbepaalden afstand van den grond. De stad zal bovendien tot het in orde brengen bijdragen f 2000.-- als: 1000.die niet bestged zijn ter verplaatsing van de keijen naar elders, en 1000.uit de onvoorziene uitgaven, waarvoor dé stad slechts eene gedeeltelijke verfraaijing zoude ondergaanen de Kweekschool eenen beteren toegang verkrijgen. Ik kan mij met die zienswijze niet vereenigen er is in dit jaar reeds veel uitgegeven, het zal er nog niet bij blijven, wij hebben intusschen over geene ruime kas te beschikkenbeide aanbestedin gen zijn tegengevallen, de anders zoo nuttige verbetering van de Borstel- brug en het afbreken van de .Sluisbrug. Gaarne zag ik die gelden besteed voor die vermeerderde uitgaven. Om deze opgegevene redenen verklaar ik mij tegen het voorstel. De heer Librecht Lezwvn. Over het algemeen ben ik ook geen voor stander van het afbreken van poorten. Ik weet weldat zij geen nut heb ben en datindien zij er niet warenmen ze ook niet zoude bouwen. Ik ben misschien wat ouderwetschmaar nu zij eenmaal staanben ik er voorze te behoudennog te meerdaar er zich onder de poorten eenige bevinden, die van bijzonderen bouw zijn, en daaronder de Kijnsburgsehepoort, die volgens van Mieris den naam van meesterstuk van bouwkunde verdient. Ik zie in het tegenwoordige plan een begin, om successivelijk meer af te breken. Ik zou dat op zich zelf niet afkeurenindien men maar van een ander beginsel uitging. Maar ik heb hieromtrent nog een ander bezwaar. Wij zullen namelijk met een werk beginnendat niet volledig is. En nu moet ik vragenwat er gebeuren zalals nader de molendie zich nabij het terrein bevindtbenevens de brugzal worden weggenomen. Dat zal heel wat meer kosten. Wij beginnen nu intusschen met de fundering ;van een huis, dat men later zal bouwen, terwijl men niet weet, wat het zal kosten. Op grond van een en ander zou ik mij wel kunnen vereeni gen met het denkbeeld van den heer Wttewaall, om de zaak nog eenigen tijd aan te houdendaar ik voor alsnog het plan niet in zijn geheel kan beoordeelen. Nu zouden er 1000 met de zaak gemoeid wezenmaar later zal zij zeker veel meer kunnen kosten. Ik weet niet of het dan f 3 of f 10 of 6000 zal bedragen. Wij zijn niet genoegzaam op de hoogte van de werkelijke kosten. Ik ben niet tegen verfraaijingen, maar men moet het uit ruimen beurs kunnen doenen drie vierden van de Leydsche ingezetenen zijn meer gebaat met afschaffing van belastingen dan met verfraai jingen. Ik ben voor het eerste en niet voor het laatste. De heer le Poole. Eene van onze poortendie ik wenschte afgebroken te zienis voorzeker de Wittepoort. Ik beschouw deze poort geheel als een misbouw, die de stad ontsiert. Het is in het geheel niet meer in den geest van onzen tijd dat men met een bogt de stad inkomt. Maar ik zou liever de zaak willen hebben uitgesteld om haar later tot een geheel te maken. Men zal de kleine poort afbreken en daar plantsoen maken ipaar ik vreesdat dit niets fraais zal opleveren. Ik zou .er dus ook voor zijn om vooreerst de zaak te laten rustenten einde later een grooter plan aan te bieden, dat des noods meer kosten zou. Ik zou een plan verlangen, dat een beter aanzien gaf aan de stadwant ik vreesdat het tegenwoordige maar een half werk zal zijn. Het is wel waar, dat de kosten zullen wor den gevonden uit den post voor onvoorziene uitgaven; maar mij dunkt, dat er in den loop van het jaar nog wel het een en ander komen kan, waarop men niet bedacht was. Ik kan dus het voorgestelde plan niet toe juichen, omdat ik de voorkeur zou geven aan een grootscher plan, dat een geheel uitmaakte. Het betreft daarentegen slechts een gebrekkig plan, dat toch in geen geval voldoen kan. De heer du Bieu. Het zou ook mijn verlangen zijn de zaak nog eeni gen tijd te laten rusten. Mij dunktdat dit werk vooreerst wel kon worden uitgesteld. Daar verschillende fabriecage-werken meer gekost hebben dan waarop bij de begrooting gerekend waszouden wij deze uitgaaf nu kunnen besparen, De heer Tichler. Ik kan mij met het denkbeeld van den vorigen spre ker wel vereenigen. Ik geloof dat de werken, die ondernomen werden, nog wel van eenige beteekenis zijn. De heer Kluit. Ik vereenig mij geheel met hetgeen door ons geacht medelid Hubrecht is medegedeeld ten aanzien van de redenen, die de Com missie der Kweekschool hebben geleid tot de aanyrage van het terrein. Bovendien zou ik het dan ook bejammeren, dat deze eerste poging om tot de amovering der stads-poorten te geraken, en wel onder zoo voordeelige omstandigheden, thans zou worden uitgesteld. Ik geloof juist, dat het gunstige oogenblik nu daar isom een begin te maken met de afbraak der poorten. De heer van Outeren. Ik blijf het voorgelegde plan zeer aannemelijk beschouwen. Het is waar, dat het grootendeels zal strekken tot verfraai jing; maar eene aanwinst in ruimte voor de passage der rijtuigen, die daar bij het binnenkomen der stad veel te wenschen overlaat, is toch ook van geen gering belang. De heeren Eezwyn en Le Poole koesteren de vrees, dat het plan maar een half werk zal opleveren. Eene geheele verbetering zou eerder worden bereikt, indien de molen ook kon worden weggenomen; maar ik meendat men het tegenwoordige plan toch op zich zelf als eene goede zaak moet beschouwenvooral met het oog op de geringe kosten. Wat de bewering aangaat van den heer Krantz betrekkelijk de Kweek school zoo geef ik volkomen toedat deze voornamelijk in het genot der verfraaijing deelen zal. Ik geloof echter niet, dat zij, door die/" 500 te betalenaanspraak kan verkrijgen om over het geheele terrein te beschik ken en zulks ook hare bedoeling niet isbij nader inzien zou ook ik het wel wensehelijk achtendat de toezegging om den toegang door het hek te verkrijgen slechts tijdelijk geschiedde. De heer de Fremerv. In het algemeen ben ik tegen het afbreken van poorten, en ik deel daaromtrent geheel het gevoelen van den heer Tollens en andere heeren. Ik geloof echter, dat het behoud van dubbele poorten met naauwe doorgangen minder wensehelijk isintegendeel ben ik voor een' ruimen toegang, zoo als nu yolgens het bestaande plan zal verkregen worden, en meen dat de voorgestelde verandering allezins wensehelijk mag wor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 2