te verleenen. Het kan zijndat een aannemer niet in de mogelijkheid
was aan zijne verpligting te voldoenmaar de borg kan daarom niet wor
den vrijgesteld. Een van beiden is waar: of de aannemer heeft billijke
redenen om de kwijtschelding te vragen en dan moet deze het zelf doen
of de aannemer was daadwerkelijk in gebreke en dan moet, gelijk de heer
le Poole teregt heeft opgemerkt, de borg juist doen wat de hoofdschulde
naar verzuimd heeft.
De heer Hubrecht. Ik moet herhalen dat de zaak hier van bijzonde
ren aard is. De aannemer Samwel komt te stervendaardoor waren zijne
borgen ontslagen, en nu is, om aan het jaagpad, bij de drukke scheep
vaart daar ter plaatse, geene moeijelijkheid te doen ontstaan, van Vliet
uitgenoodigd met het aangevangen werk, dat geen uitstel gedoogde, voort
te gaan.
De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat wij in het tegenwoordige
geval in geenerlei opzigt gebonden zijn, door de tegemoetkoming te ver
leenen omdat de adressant het werk op zich genomen heeft als in de
plaats van den overleden aannemer, en hij dus minder als borg, dan wel
als aannemer te beschouwen is.
De heer de Moen. Om het zeer exceptioneel geval, waarin de adres
sant verkeert, ben ik voor het gunstig rapport gestemd.
De heer Stoffels. Ik geloof, dat het allezins billijk is aan het ver
zoek van den adressant te voldoen. Samwel was een zeer geschikte aanne
mer; en indien hij in het leven ware gebleven, zou het werk zeer goed
zijn afgemaakt. Door dat overlijden wras nu wel de borg niet ontslagen
maar doordien er haast bij het werk is gemaakt en er dien ten gevolge meer
dere kosten gevorderd werden, heeft men gemeend, dat de billijkheid me-
üebragt de verlangde tegemoetkoming te verleenen. Het geldt hier dan
ook veel meer eene tegemoetkoming dan een ontslag van borgtogt.
De Voorzitter. Ik geloof ook, dat moeijelijk kan gezegd worden, dat
de adressant als borg de tegemoetkoming zou erlangen. Hij is in dit geval
getreden in de plaats van den aannemer, en dit maakt een belangrijk
verschil.
De heer Tollens. Heeft van Vliet het werk uit eigen beweging voortgezet
of is hij daartoe uitgenoodigd, tot het bedrag der primitive aannemingsom
of voor eene som daarboven.
De heer Hubrecht. Hij heeft op uitnoodiging van de Commissie van
Fabricage dat werk, dat spoed vereischteonmiddelijk voortgezet.
De heer Meerburg. Ik meen, dat hij naar de som gevraagd heeft,
waarvoor de aanneming is geschied, en dat hem dit behoorlijk is medege
deeld. Derhalve, de som was hem bekend. Ik geloof dus niet, dat er
aanleiding bestond om meer te vragen.
De heer Hubrecht. De heer Meerburg verkeert in dwaling. Aan van
Vliet was verzocht het werk voort te zetten; maar het is later aanbesteed
voor eene hoogere som.
De heer Meerburg. Ik blijf van gevoelen, dat van Vliet is borg ge
bleven voor het werkdat Samwel op zich had genomenen als zoodanig op
geene tegemoetkoming kan aanspraak maken.
De conclusie van het rapport, hierop in hoofdelijke omvrage gebragt
zijnde, wordt aangenomen met 17 tegen 4 stemmen; hebbende de heer Ge
vers inmiddels de vergadering verlaten.
Tegen: de heeren Goudsmit, Meerburg, Le Poole en Sikkel Groos.
XII. Thans komt in beraadslaging het adres van W. C. Chimaer van
Oudendorp tot uitbreiding van den aan hem in gebruik verleenden grond.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders hierom
trent is van den volgenden inhoud
Wij hebben ingewonnen het rapport der Commissie van Fabricage en
kunnen ons daarmede wel vereenigen, zoodat wij u raden dienovereen-
stig te besluiten.
De Commissie van Fabricage vindt, in haar boven aangehaald rapport,
bezwaar de inwilliging van het verzoek aan te raden. Zij is evenwel van
oordeel dat het belang van den adressant even goed bevorderd wordt wanneer
aan hem in gebruik wordt afgestaan:
een gedeelte van het Yestwater of de Singelgracht groot 290 vierk.
ellen, zijnde het midden-gedeelte bewesten het Papegaaisbolwerk, van het
perceel bij het kadaster bekend onder sectie A. n°. 409, om te worden
aangeplempt en verheeld met den grond van den vestwal, bereids bij be
schikking van 27 Augustus 1861 verleend;
een gedeelte van den vestwal aan de Marepoort, ter lengte van 83
ellen uit het beneden-einde van den scheimuur van het Papegaaisbolwerk
en ter breedte van 20 ellen uit de door hem reeds gestoken schoeijing in
den singel, zoodat de afgestane grond in het geheel verkrijgt eene grootte
van 1660 vierk. ellen.
Onder andere voorwaarden stelt de commissie voor dat de adressant voor
den meer ingenomen grond zal betalen eene jaarlijksche recognitie van ƒ2.27.
De heer Hubrecht. Er is in dat rapport eene schrijffout ingeslopen.
Er staat: rapport van 1 April, «van den Gemeenteraad." Dit moet zijn:
van den Gemeente-Architect."
De heer Krantz. Ik wijs op een ander abuis. Er staat «April I860;"
Dit moet zijn 1861.
De heer de Moen. Op financieel terrein wensch ik op een derde abuis
te wijzen. Er staat 2.27 recognitie. Ik geloof niet, dat dit juist is,
want ik begrijp nietin welk verband dit staat tot de voetmaat van den
aftestanen grond.
De heer Hubrecht. Aan de ééne zijde geeft de adressant grond terug
en aan de andere zijde neemt hij iets meer af. Nu is de recognitie bepaald
op hetgeen de requestrant ten slotte meer aan grond verlangt, dan hem
vroeger was toegestaan, zijnde 65 el, en dit volgens het tarief berekend a
3£ cent, maakt 2.27.
De heer van der Hoeven. Men zou het verzoek kunnen toestaan, be
houdens de nadere vaststelling van het bedrag in overeenstemming met de
bestaande bepalingen.
Het voorstel wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen.
XIII. Aan de orde is vervolgens het adres van E. J. Hoos tot het in
eigendom bekomen van gemeentegronden wel de Smidspoortgelegen
aan de Westhavenstraat.
De Voorzitter. Het uur is reeds te ver gevorderd voor de overige
puntendoch ik geloof, dat deze zaak eenigen spoed vereischtdaar men
reeds op het punt is met het werk te beginnen.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders is van
den volgenden inhoud
Wij vereenigen ons ten volle met het rapport der Commissie van Fabri
cageen vinden vrijheid u tot de inwilliging van dit verzoek te raden.
De Commissie van Fabricage verklaart in bedoeld rapport dat bij haar
geen bezwaar bestaat aan den adressant in vollen vrijen eigendom af te
staan een gedeelte gemeente-grond, gelegen in de Westhavenstraat, en
bekend onder den naam van Smidspoort, begrepen onder het perceel, bij
het kadaster bekend onder sectie C, n°. 1164 en groot ongeveer 80 vierk.
ellen, tegen een koopprijs van 80.
De heer de Moen. In welk verband staat de f 80 met den af te koopen
grond?
De heer Hubrf.cht. De som is berekend naar deuzelfden grondslag, als
waarop aan Bronsgeest een stuk grond nabij de Verwerstraat is afgestaan.
Het voorstel wordt hierop inet algemeene stemmen aangenomen, terwijl
de heer le Poole inmiddels de vergadering verlaten heeft.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de andere zaken minder haast hebben
en wel gevoegelijk zouden kunnen uitgesteld worden.
De heer de Moen. Het verzoek van de heeren de Heyder en C°. ver
eischt wél eenigen spoed.
De Voorzitter. Ik kan niet begrijpen, hoe een afkoop van recognitie
haast zou kunnen hebben. Maar ik kan mij vergissen.
De heer Driessen. Het zoude mij aangenaam zijn zoo de zaak nog in
deze zitting konde behandeld worden, aangezien dezelve in verband staat
met de oprigting van gebouwen, welke wij wenschten daar te stellen.
De Voorzitter. Wij zullen dan nog de punten 14 en 15 behandelen.
Mitsdien komt thans in behandeling:
XIV. Het adres van Weyland en de Fremery ter bekoming van ge
meentegrond»
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt:
Burgemeester en Wethouders vindenna ingewonnen advies der Commis
sie van Fabricage, de vrijheid u te raden het verzoek op de daarbij ge
stelde voorwaarden toe te staan.
De Commissie van Fabricage zegt in haar rapport dat zij het verzoek,
zooals het daar is liggendeniet kan aanradenmaar acht dat aan de bedoe
ling der verzoekers zal zijn te gemoet gekomenwanneer tot wederopzeg-
gens toe het gebruik van 247 vierk. ellen tot hetzelfde einde wordt ver
gund, mits betalende het regt bepaald bij art. 3 n°. 27 van het tarief,
vastgesteld 5 Maart 1857 bedragende 8.65 's jaars, met intrekking der
vergunning van den 1 Augustus 1839, tot het leggen van mestaan den heer
J. A. de Fremery verleend, tegen betaling eener recognitie van f 2 's jaars.
Deze conclusiewaarover door geen der leden het woord gevraagd wordt
wordt met algemeene stemmen aangenomen; terwijl de heer de Fremery
zich, op grond van het bepaalde bij art. 46 der gemeentewet, aan het
medestemmen over deze zaak onthouden heeft.
De heeren van der Hoeven en Sikkel Groos verlaten de vergadering.
XY. Eindelijk wordt in beraadslaging gebragt het adres van de Ilcyder
en Comp. tot afkoop van recognitiën.
De conclusie van het rapport van Burgemeester en Wethouders is van
den volgenden inhoud:
Burgemeester en Wethouders refereren zich in hun rapport over dit adres
aan de conclusie van het advies van de Commissie van Fabricage, waarbij
die Commissie bezwaar maakt om aan de fabriekanten de Heyder en Comp.
op hun verlangen den eigendom te verleenen van den grond op den vest
wal tusschen de Zyl- en Hoogewoerdspoortenbij beschikking van 13 Fe
bruary 1861 hun tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van 75 in
gebruik gegeven.
De Commissie van Financiën neemt in haar rapport de vrijheid de ver
gadering aan te raden het geheele verzoek van de requestranten toe te
staan en hun den afkoop dier recognitiën te verleenen, tegen den penning
XXY, of wel het vijfentwintigvoudig bedrag.
De heer Hubrecht. De Commissie van Fabricage verschilt hier in advies
met de Commissie van Financiën. De reden waarom eerstgenoemde commissie
aanraadt den grond, bij raadsbesluit van 13 Februarij 1861 in recognitie af
gestaan, niet in eigendom over te dragen is deze, dat zoolang de accijnseu
hier ter stede nog worden gehevende vestwallen als plaatselijke tolliniën
kunnen worden aangemerkt. Er bestaat dan ook slechts een voorbeeld dat
vestwal hier ter stede in eigendom is overgedragen, en dat is aan het be
stuur der begraafplaats. Nu wensch ik zeer dat de belangrijke fabriek van
de bh. de Heyder en Comp. in bloei toeneme, maar indien, om welkereden
dan ookdeze fabriek eenmaal ophoudt te bestaanzal de gemeenteindien