De lieer van dek Hoeven. Met de verslagen, zooals zij nu geleverd 'j worden, meen ik wel, dat wij zouden kunnen tevreden zijn. Wel erken jj ik, dat die verslagen niet geheel woordelijk zijn; maar over het algemeen meen ik, dat met juistheid het gesprokene wordt teruggegeven. Eene an- j dere zaak echter is het wat door den heer Meerburg is aangegeven. Als wij ons toch de geschiedenis der geheele zaak herinneren, die nog zoo verseh is, dan komt zij daarop neer, dat de heer Drabbe had aangenomen een tachygraphisch verslag gratis te leveren. De liaad nu heeft besloten geen tachygraphischmaar een stenographisch verslag te verlangenen op dat besluit is een ander gevolgdvan die strekkingdat wij aan den heer Drabbe voor het leveren van een zoodanig stenographisch verslag zouden toe staan eene subsidie van 500. Ook indien wij dus volkomen tevreden wa ren met het tegenwoordige tachygraphisch verslag, zouden wij toch zwarig heid moeten maken om de toegestane 500 te verstrekken, daar dit bepaald gegrond was op een verslag, stenographisch te leveren. Ik wil echter wel verklarendat ik voor mij geene verandering in het tegenwoordig verslag verlang; maar ik wensehte alleen dit punt in herinnering te brengen. De heer de Moen. De vorige geachte spreker heeft volkomen uitge drukt, hoe ik over de zaak denk. Ik acht het dus niet noodig, er iets bij te voegen. De Voorzitter. De geest van ons voorstel is, dat voor dit jaar genoe gen zou worden genomen met hetgeen gegeven wordt. Wel is ons geble ken dat de heer Drabbe niet voldaan heeft aan hetgeen door hem toege zegd was, en ten gevolge daarvan heb ik hem in de gelegenheid gesteld daarop inlichtingen te geven. En nu zou ikop het van hem ontvangen antwoord, dat er geen stenograaph te bekomen is, die het verslag zou be werken, van meening zijn, om voor een jaar, behoudens nadere onderhan delingen, op den tegenwoordigen voet met de zaak voort te gaan. De heer Sikkel Groos. De heer Drabbe had toch aangeboden het tachygraphisch verslag om niet te leveren. Wij zouden dus de 500, die hij niet gevraagd heeft, wegschenken. De heer Goudsmit. Als ik den Burgemeester wel begrepen hebzou de strekking deze zijn om nader met den heer Drabbe in onderhandeling te treden. Als dit de bedoeling is, kan ik mij met het voorstel wel ver eenigen. Zoo niet, zou ik er moeten tegenstemmen; want, gelijk de heer Meerburg teregt heeft aangemerkt, de zaak bevindt zich nu op een ander terrein. Zij is weer op het vorige standpunt gebragt, toen de heer Drabbe aanbood het tachygraphisch verslag om niet te leveren. Wij mogen hem dus geen f 500 geven voor hetgeen hij om niet heeft aangeboden. De heer Gevers. Ik moet iets releveren. De heer Drabbe heeft wel een tachygraphisch verslag aangeboden zonder geldelijke belooning, maar de Baad heeft geantwoordwij willen geen verslag voor nietwij willen u beloonen; maar wij wenschen een stenographisch verslag te bekomen. Nu het echter gebleken isdat de heer Drabbe niet in de gelegenheid is ge weest een stenograaph te verkrijgen, verandert de zaak geheel van gedaante. Maar in ieder geval, al hebbe de heer Drabbe het ook aangeboden, de Baad heeft gezegd: wij verlangen het niet voor niet. In de gegeven om standigheden zou ik er dus voor zijn voor één jaar voort te gaan en te zien, of er andere aanbiedingen in dien tijd mogten worden gedaan. De heer van der Hoeven. Ik kan mij vergissenmaar ik meen mij te herinneren, dat de zaak eenigzins anders zich heeft toegedragen als door ons medelid Gevers is voorgesteld. Eerst namelijk is, gelijk ik vroeger reeds zeide, bij stemming door den Baad uitgemaakt, dat er een stenogra phisch verslag van onze beraadslagingen zou gegeven worden, en, nadat zulks bepaald was, heeft de Baad besloten, voor het leveren van zoodanig verslag aan den heer Drabbe eene subsidie van 500 toe te kennen. De heer Meerburg. Als ik mij niet bedrieg, is toch door den heer Sythoff voor het stenographisch verslag 700 gevraagd, en door den heer Drabbe 500. Is dat zoo niet, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dat is volkomen waar. Ik meen nu, dat het meest in den geest der meerderheid van de vergadering zou gehandeld zijn, door de conclusie van het rapport te splitsen; en om dan in de eerste plaats in stemming te brengenof men op den tegenwoordigen voet met het verslag wenscht te hebben voortgegaanen daarna, bij toestemmende beantwoording, in de tweede plaats, of daartoe aan den uitgever zal worden verstrekt de zelfde som voor subsidie, die aanvankelijk was bepaald, dan wel over eene mindere som in onderhandeling zal worden getreden. De heer Sikkel Groos. Ik moet herhalen, mijnheer de Voorzitter, dat de heer Drabbe die f 500 niet heeft verlangd voor het tachygraphisch ver slag. Wij zouden hem dus letterlijk een cadeau doen, en daartoe zijn wij niet geroepen. De Voorzitter. Ingevolge ons laatste besluit hadden wij bepaald, dat wij de som van f 500 als subsidie zouden toekennen. Maar om nu, bij de gebleken onmogelijkheid om een stenographisch verslag te bekomen, te bepalen, dat ons besluit nu stilzwijgend geheel vervallen is, gaat, dunkt mijwat te ver. Wij kunnen intusschen wel nadere onderhandelingen openen omzoo mogelijktot een minder bedrag te komenen daartoe ben ik bereid. De heer Krantz. Ik ondersteun zeer het denkbeeld, mijnheer de Voor zitter, om het voorstel te splitsen. Het vroeger aanbod van den heer Drabbeom kosteloos een verslag te leverenwas toch met het vooruitzigt dat de Baad later eene vergoeding zoude toekennen. Het is bij vorige discussiën ook gebleken dat de Baad het verslag niet kosteloos verlangt. De Voorzitter. Ik zal alzoo het voorstel splitsen en allereerst in stem ming brengen de vraag of men genoegen zal nemen met de aanvankelijke voortzetting van het verslag op den tegenwoordigen voet. De heer Hartevelt. Ik had reeds zelf zoodanig voorstel willen doen maar ik vreesdedat men dan aanleiding kon vinden om te zeggendat het was een terugkomen op ons vroeger besluit. Indien wij toch besluiten dat wij genoegen nemen met het tegenwoordig verslag, dan geven wij daar door misschien te kennen, dat wij geen stenographisch verslag willen. De heer Drabbe was intusschen verpligt zoodanig verslag te leveren, waartoe hij thans echter verklaart buiten magte te zijn. De heer Tollens. Het is niet een terugkomen op ons vroeger besluit, wanneer wij genoegen nemen met de wijze waarop het tegenwoordig ver slag geleverd wordt, nadat de heer Drabbe verklaard heeft niet bij magte te zijn een stenograaph te bekomen. Daardoor houdt ons besluit op van kracht te zijnen dan blijft alleen de vraag overigof wij met het tegen woordig verslag kunnen te vreden zijn, ja of neen. Wij kunnen den heer Drabbe niet dwingen om een stenographisch verslag te leveren, wanneer het hem onmogelijk is een stenograaph te verkrijgen. De heer Goudsmet. Ik geloof inderdaad, dat wij van den goeden weg afdwalen. Men moet toch niet vergeten dat de Baad besloten heeft tot het doen uitgeven van een stenographisch verslag. Nu komt de heer Drabbe met de bewering voor den dag, dat dit niet mogelijk is; maar die bewe ring van iemand, die partij is in de zaak, mag ons niet terughouden. Waarom zouden wij dan niet loyaal eene mededinging openen, ten einde aan ons besluit uitvoering te geven? Nu zouden wij besluiten op het een maal bepaalde terug te komen zonder eenig ander motief, dan dat de heer Drabbe beweert, dat het niet mogelijk is een stenograaph te verkrijgen. De Voorzitter. Ik begrijp niet, hoe men in deze eene mededinging zou moeten openen. Dat is een woord, dat fraai klinkt; maar ik zou niet weten, hoedanig het in praktijk te brengen. De heer Goudsmit. Door in de couranten eene oproeping te plaatsen van hen die zich tot het leveren van een stenographisch verslag geneigd betoonen. De Voorzitter. Wat zal dat baten, als het blijkt, dat het toch niet geschiedt? Wij hebben dat reeds gezien; want het is gebleken, dat de persoondie het eerste stenographisch verslag had aangeboden te leveren en het als zoodanig had doen doorgaan, het toch niet geleverd heeft. En om nu weêr eene proefneming te doen, ik vrees, dat wij niet gelukkiger zouden zijn. De heer Tollens. Het is niet alleen de heer Drabbe, die beweert, dat er geen stenograaph te verkrijgen is; maar er is een stenograaph, die het zelf heeft verklaard: de heer Steger. Ik zie dus de mogelijkheid niet in, om eene mededinging te openen, die toch ten eenemale onvruchtbaar zou zijn. De Voorzitter. Ik zal thans de beraadslagingen sluiten en in de eerste plaats in stemming brengen, of men voor één jaar, bij wijze van proef, kan genoegen nemen met het tegenwoordig verslag. De heer van der Hoeven. Zou het niet meer in den geest der verga dering liggen, als wij het woord aanvankelijk in ons besluit opnamen? Met die bijvoeging wordt het voorstel van den Voorzitter, om op de tegenwoordige wijze met het verslag voort te gaan, aangenomen met 18 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren Goudsmit, Hartevelt, Meerburg en Sikkel GrooS. De Voorzitter. Ik zal thans in stemming brengen, of de Baad op nieuw eene onderhandeling met den heer Drabbe wenscht te openen om voor eene subsidie van 500 of, zoo mogelijk, voor een minder bedrag, het verslag te leveren. De heer Lezvvyn. Er is 500 toegestaan en het spreekt van zelf dat de uitbetaling gedeeltelijk geschiedt, wanneer de levering van het verslag binnen het jaar ophoudt. Ik ben er dus voor die som bepaald te houden. De heer van der Hoeven. Ik meende, dat nu in stemming kon worden gebragt het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders nader met den heer Drabbe zouden in onderhandeling treden over de zaak in het algemeen en over den prijs, waarvoor de verslagen geleverd zouden worden, zonder juist aan de vroeger toegestane 500 gebonden te zijn. De Voorzitter. Dat was aanvankelijk ook mijn denkbeeld. De heer van Outeren. De heer Drabbe heeft, het is waar, ons een tachygraphisch verslag om niet aangeboden, en wij hadden bepaald, dat ons voor f 500 een stenographisch zou worden geleverd. Nu is de vraag, of het tegenwoordig verslag werkelijk als tachygraphisch is te beschouwen. Ik voor mij zou het eerder noemen een minder volledig, des noods een onvolledig stenographisch verslag dan een tachygraphischwant het is toch zeker, dat het veel meer is dan dit laatste. Daarom zou ik voorshands op den prijs niet willen terugkomen. De Voorzitter. Daarom ook meende ik in stemming te brengen de vraag, of er f 500 zullen worden betaald dan wel een minder bedrag. Als wij dat niet doen en de 500 mogten worden afgestemd, wat dan? Een van beiden zal toch moeten geschieden. De heer van der Hoeven. Ik geloof, dat het 't best ware in stem ming te brengen deze vraagzullen wij deze som toestaan of wel zoodanige andere som als waarover Burgemeester en Wethouders de vrijheid zullen hebben met den heer Drabbe in onderhandeling te treden? De Voorzitter. Ik geloof, dat, zoo doende, de bevoegdheid van den Baad wierd overgebragt op Burgemeester en Wethouders; want aan de laatsten is eene zoodanige bevoegdheid niet gegeven tot vaststelling van het bedrag. De Baad dient de som vast te stellenwaarop de onderhandelingen zouden worden gegrond. Ik zal thans in stemming brengen, of voor het tegenwoordig verslag eene subsidie van 500 zal worden toegekend. Deze vraag wordt toestemmend beslist met 15 stemmen tegen 7die zich hadden verklaard voor het openen van onderhandelingen over een minder bedrag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 2