De heer Sikkel Groos. De zaak zal dus bij wijze van proef tot stand komen. Ten minste ik geloof, dat de leden in dien zin hebben gesproken. De Voorzitter. Ik geloof dat veeleer gesproken is in dien zin van de proef met twee keurders te nemen. De heer Gevers. Zal nu niet de vraag moeten worden gesteld, of het eene eerebetrekking zal zijn of eene gesalarieerde? De Voorzitter. Dat zal later te pas kunnen komen. len slotte wordt met 19 tegen 3 stemmen aangenomen het voorstel om slechts één keurder te benoemen. Tegen: de heeren Krantz, van der Hoeven en Ticlüer. VI. Aan de orde is thans de beraadslaging over het verzoek van J. Mulder tot het huren van land, de gemeente aankomende, gelegen buiten de Morschpoort. De heer Krantz. Ik ken de juiste grootte van dat land niet; de huur prijs van f 25 komt mij niet hoog voor. De Voorzitter. De vorige huurder vond den prijs van f 25 in het jaar nog te hoog. De heer Krantz. Ik onderstel, dat de commissie de zaak wel zal heb ben onderzocht. De heer van der Hoeven. Ik had het tegenovergestelde verwacht als de heer Krantz. Ik dacht, dat de gemeente nu bij de verhuring van den grond zou gaan winnenin vergelijking met vroeger. De Voorzitter. De vorige huurder heeft er f 17 voor betaald. De heer Hubrecht. Groen heeft er/6, Rutgers 20 voor betaald, cn nu zou de stad 24 per jaar ontvangen, en hetzelve voor vijf jaar achtereen kunnen verhuren. De stad wint er dus zeer zeker veel bij. De heer de Moen. Ik zou er voor zijn, dat stukje gronds te verkoo- pen, van niet het minste belang voor onze gemeente. Er is in die tien jarendat ik de eer had lid dezer vergadering te zijnover dien grond zoo dikwijls gesproken, dat het wel wenschelijk mag worden geacht tot een einde daarvan te komen. De Voorzitter. Het betreft hier eene huur van vijf jaren, en in dien tijd zal men al vast van de behandeling der zaak af zijn. De heer de Moen. Ik wil toegeven, dat men dan vijf jaren van de behandeling der zaak zal af zijn; maar moet dan toch veronderstellen, dat er later meer voordeel te verkrijgen zal zijn door verkoop dan nu. De Voorzitter. Uit de stukken blijkt, dat er voldoende zekerheid voor de betaling zal worden gesteld. Het voorstel om het verzoek toe te staan wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Is aan de orde het verzoek van II. en J. W. Eilippotot het leg gen van eene brug over de sloot aan den Lagen Rijndijk en het wegnemen van eenen boom aldaar. Zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. VIIL Wordtin beraadslaging gebragt het adres van A. T. Hopman c. s. houdende bezwaren tegen het besluit tot het wegbreken der brug van het Kort-Rapenburg naar het Galgewater. De heer le Poole. Ik voor mij vind het voor diegenen die er wonen een groot ongerief, wanneer deze brug zou worden afgebroken. Ik weet wel, dat men hierbij uitgaat van het denkbeeld van verfraaijingen dat vind ik zeer goed. Maar ik moet zeggendat ik nog nooit van ongelukken bij deze brug heb hooren spreken; en om nu eene verfraaijing tot stand te brengendie niet anders dan tot ongerief der bewoners zal strekkenkan ik niet goedkeuren. Daarbij komt dat alles tegenwoordig met spoed moet gaan en die brug alzoo zeer in het belang is der bewoners om een omweg te vermijden. Nu weet ik wel dat reeds vroeger besloten is de brug weg te brekendoch ik was in die vergadering niet tegenwoordiganders had ik daartoe stellig niet medegewerkt. De heer IIartevelt. Op het onderhoud, dat ik met den heer Hopman heb gehaddeed ik de belofte nog heden in persoon op de plaats zelve te zullen komenhetgeen ik ook in het bijzijn van ons geacht medelid baron Taets van Amerongen heb gedaan. Na daar het noodige onderzoek te heb ben ingesteld, en mij zeiven te hebben afgevraagd hoe ik, eene zaak als die des heeren Hopman daar drijvende, zoude denken over het wegbreken van de brug in quaestie, heb ik daarop geantwoord: het weinige belang dat ik daarbij zoude hebben, moest achterstaan bij het algemeene. Ook kon er, mijns inziens, geen vrees voor calange door de administratie be staan wanneer slechts de aangiften een paar minuten vroeger geschieden. Hoe sommige personen hunne handteekeningen onder het adres der heeren Hopman c. s. hebben geleend is mij onbegrijpelijk, en ten slotte wil ik hier nog opmerken, dat de heer Hopman, de meest belanghebbende in deze, zijne zaak nog eerst moet verbouwen en inrigten, en alzoo gevoegelijk in- en uitgang in het Noordeinde zoude kunnen makenwaardoor veel van het bezwaarzoo niet het geheelevervalt. De heer Kluit. Ik deel ook volkomen het gevoelen van den vorigen spieker; en het verwondert mij ook zeer, dat op het adres namen zijn ge steld van personen, die eigenlijk met de zaak niets te maken hebben. De heer Gevers. Indien er werkelijk tegen de afbreking der brug zulke belangrijke bezwaren bestonden, dan had imen die ook wel vroeger geweten en moeten te berde brengen. Overigens wordt nu het bezwaar ge maakt in het belang eener distilleerderij, die nog eerst moet gebouwd wor den. Ik kan mij dus in geenen deele met het gemaakte bezwaar vereeni gen want op die wijze kan men nimmer iets goeds tot stand brengen. De heer de Eremery. Ik geloof dat in dit adres: niet veel meer wordt gezegd, dan in het vorige van gelijke strekking, zoodat de tegenwoordige bezwaren niet geacht kunnen worden meerdere overweging te verdienen. De heer van der Hoeven. De afstand van die plaats tot de Breede- slraat is zoo gering, dat ik mij zelf heb afgevraagd: hoe is bet mogelijk, dat men een dergelijk bezwaar maakt? Aan den anderen kant evenwel moet ik ook vragenwelk voordeel men er aan heeft de brug at te bre ken. Ik zal intusschen hieromtrent zeer gaarne de consideration van de Commissie van Fabricage afwachten. De lieer Cock. Ik zie in het afbreken der brug zulk een groot bezwaar niet; maar omgekeerd zie ik er ook geen het minste nut in en acht het dus onnoodig daarvoor eenige uitgaven te doen. De heer Meerburg. Ik kan ook niet begrijpendat er zoo velen die volstrekt geen belang bij de zaak hebben, zich hebben laten vinden, om tegen het afbreken der brug bezwaren in te brengen; De eenige per soon, die er naar mijn inzien het meest bij kan betrokken zijn, is een melk- en boterverkoopervoor hem zal men een omweg moeten maken en in den regel eerder gaan naar de Beéfetenmarkt zoo men op den Apothe- kersdijk of in de Paardensteeg woont. Ik zou er toch voor wezen de brug te latenalleen omdat zij er nu eenmaal is "en ik de noodzakelijkheid der afbraak niet inzie. De lieer Hubrecht. Toen de Commissie van Fabricage het voorstel deed om de onderwerpelijke brug weg te nemen, heeft zij wel in overwe ging genomen het ongerief en de bezwaren, die geacht konden worden daaruit te ontstaanmaar zij was van oordeeldat die bezwaren inderdaad niet zoo groot waren en niet konden opwegen tegen het belang om daar eene verbetering aan te brengen. Ik heb dan ook in het vorige request geene grootere bezwaren aangevoerd gezien, om aan het verlangen tot be houd der brug toe te geven. Dit is evenmin het geval ten aanzien van het later verzoek van den heer Hopman. Hij zal wel eenig ongerief hebben maar het pand, dat naar zijne meening zoo benadeeld zoude worden, moet tot dat doel nog worden ingerigt. Dat zou hij even goed op eene andere plaats kunnen dairstellen. En wat nu de overige personen betreftik ver klaar ronduit niet te begrijpen wat zij er mede benadeeld zullen worden, ik heb o. a. op het request de namen gezien van Seljee en van Gent, wonende in de Weddesteeg, van Owel in de Paardensteeg, en kan mij hun ongerief zelf niet voorstellen. Nu zegt de heer le Poole wel: de brug is niet ge vaarlijk, en ik heb nimmer van ongelukken aldaar gehoord; maar ik kan van het tegendeel verzekeren, en een lid dezer vergadering, die nog niet lang geleden bij het oprijden der Sluisbrug in gevaar verkeerde, zoude de juistheid van het door mij aangevoerde kunnen bevestigen. Wat overigens de distantie betreft, door den meerderen omweg, dien de bewoners zullen hebben te maken, die is waarlijk niet noemenswaardig. Ik kan mij dus in geenen deele met de aangevoerde bezwaren vereenigen. De heer de Moen. Ik kan niet inzien, dat het bijzonder belang hier zou moeten opwegen tegen het algemeen belang; en uit dat oogpunt acht ik het wenschelijk, dat het rapport worde opgevolgd. De heer Lezwyn. Ik kan mij niet vereenigen met het plan om de brug weg te nemén; daargelaten dat het particulier belang hier misschien meer op den voorgrond wordt geplaatst dan inderdaad het geval is. Maar er wordt van die brug meer gebruik gemaakt dan men wel denkt; en een omweg zal in ieder geval zeer lastig zijn en misschien, voorzoo veel rijtui gen betreft, ongelukken kunnen te weeg brengen, omdat het afrijden van de Noordeindsburg naar het Kort Rapenburg eene slechte draai is. Ik weet niet waarom de kruin van de brug niet zou kunnen veranderd worden even als de Vlietsbrug. De heer van Outeren. Ik deel het gevoelen van diegenen, die van oordeel zijn, dat in het adres geene voldoende gronden zijn aangevoerd, om tot het behoud van de brug te besluiten. De Voorzitter. Ook ik wil niet ontkennen, dat misschien te eeniger tijd de afbraak van de brug tot eenig bezwaar zou kunnen aanleiding geven; maar als wij ons daardoor zouden laten afschrikken, zouden wij bijna nooit tot eenige verfraaijing kunnen overgaan. De bezwaren zijn dan ook inderdaad niet zoo groot, dat men niet gerustelijk tot de wegneming der brug kan besluiten. De heer Hubrecht. Men moet ook niet vergeten dat niet alleen over de Sluisbrug, de toegang tot het Galgewater bestaat, maar dat nog twee stegen, de-Valkensteeg en de Weddesteeg, die beide kunnen bereden wor den, hiertoe evenzeer den toegang verschaffen. Het voorstel tot afwijzing van het verzoekom het besluit in te trekken wordt alsnu in stemming gebragt en aangenomen met 18 tegen 4 stemmen. Tegen: de heeren le Poole, Cock, Meerburg en Lezwijn. IX. Aan de orde is thans de voordragt tot het verleenen van een ver hoogd subsidie aan het Gereformeerd Minnehuis, over 1861. Deze voordragt, strekkende om aan dat gesticht een verhoogd subsidie van 407.79 te verleenen, wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De heer Krantz verlaat de vergadering. X. Komt in behandeling de suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving van het Evangelisch-Luthersch Weeshuis, 1861. Wordt mede zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. XI. Eindelijk is aan de orde: de voorwaarden omtrent de leverantie van houtwaren. Insgelijks zonder discussie of stemming goedgekeurd. Niets meer aan de orde van den dag zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1862 | | pagina 4