UIT HET ROMEINSCH MARTYROLOGIUM
HET KERSTFEEST VAN
VIER SANS CULOTTEN.
Vervolg van pagina 1.
van Saint-Jean d'Acre, op
dracht had Palestina in bezit te
nemen en van de joden te Je
rusalem de belasting te heffen,
die de kosten van den veld
tocht moesten goedmaken.
Sedert eenige dagen kam
peerde de halve brigade, waar
van de Parijsche gauwdieven
het sieraad en den roem uit
maakten, onder de muren van
de heilige stad; patrouilles
doorkruisten in alle richtingen
de landstreek om de veiligheid
der inwoners te verzekeren.
Bij de aankomst der Franschen
hadden de pelgrims, zooals
men wel kan denken, de heili
ge plaatsen verlaten; de ka
tholieke of Grieksche kerken
werden aan haar lot overgela
ten. Zelfs de Turken hadden
hun moskeeën in den steek
gelaten, er bleven in Palestina
niets over dan joden, die na
eenigen krachteloozen tegen
stand en een ferme aframme
ling, voor de soldaten een voor-
beeidelooze overbeleefdheid
aan den dag legden.
In den nacht van 24 Decem
ber bevond zich Nonodi» die
sergeant was, en zijn drie ka
meraden in de vlakte, tot het
houden van de ronde; de lucht
was koel, de nacht donker. In
een dal, een ware woestijn van
keien en grondwortels, tus-
schen twee hooge heuvels, wel
ker toppen in de sombere lucht
verdwenen, waren de vier
mannen neergezeten. Op dien
droefgeestigen doch innig tee-
deren stond werd er geen an
der gedruisch vernomen dan
het heesehe gekwaak van de in
regenbakken verlaten kikvor-
schen. Decius lag te slapen;
Tournesol floot de Carmagno
le; Pimprenelle at z'n korstje;
Nonodi voerde niets uit.
Zij bevonden zich daar se
dert een uur, toen boven den
top van een der heuvels wel
ke het dal insloten, een licht
gele stip, in het donker, aan
den hemel schitterde. Aanvan
kelijk was het een vaag schijn
sel, dat allengs een vasteren
vorm aannam. In een langza-
men regelmatigen gang be
woog het zich in de lucht
voort.
Wat mag dat zijn? brom
de de sergeant op gedempten
toon.
De vurige stip nam, glinste
rende in de heldere lucht,
thans in afmeting toe: men zou
gezegd hebben, dat het een
ster was op de stille, ingeslui
merde vallei neergedaald.
Dat is een dwaallicht ver
klaarde Tournesol; zoo heb ik
ze gezien in de moerassen van
Biërre.
Een dwaallicht op die
hoogte, dat is niet mogelijk?
antwoordde Pimprenelle.
Decius, eenmaal- ontwaakt,
had zich overeind gericht en
keek met ontsteld gelaat naar
het schijnsel.
Oh! riep hij uit, dat is de
Ster.
De Ster
Ja voegde hij er aan toe,
en zijn stem daalde tot een ge
fluister, maar zijn oog bleef
op het licht gevestigd: vroeger
heeft men mij verteld....
Kom, wilt ge wel eens op
houden!
Wat! ge kent toch wel de
wondere Ster, die de herders
naar de Kribbe geleidde....
we zijn in den Kerstnacht....
't is de Ster ik verzeker 't u,
't is de Ster, zei de soldaat.
Stommerik!.... mompelde
Pimprenelle. De anderen
eenigszins ontroerd, grijns
lachten niet.
We zullen eens zien,
sprak de sergeant; laten we
onze geweren en onze ransels
opnemen en tot daarginds
marcheeren, zonder gedruisch
te maken; geen woord meer.
De vier mannen maakten
zich gereed en bereikten
de buitenzijde van het ra
vijn: de Ster daalde thans
in schuine richting naar
hen omlaag, om hen vervol
gens voor te gaan. Zij versnel
den evenwel den pas om haar
in te halen. Nonodi, nieuwsgie
rig naar de oplossing van dit
raadsel schreed den kleinen
troep voorbij; Tournesol en
Pimprenelle volgden hem op
tamelijk luchtige wijze; Decius
kwam het laatst, zonder eeni
ge opgewektheid, en hij mom
pelde:
't Is de Ster.gewis; 't
is de Ster. De sergeant bleef
eensklaps stilstaan.
Stommerik, duwde hij hem
op gedempten toon toe, kijk,
daar hebt ge uwe Ster. 't Is
olijfakker, gescheiden door la
ge muurtjes van los op elkaar
gestapelde steenen; vervolgens
maakte hij een draai en sloeg
eensteenachtige weg op, én hij
kwam terstond weer in de
schaduw terecht. Nonodi en
zijn manschappen afgaande op
het licht van de lantaarn, ver
haastten hun schreden. Zij be
vonden zich in de straat van
een verlaten dorp; hier en daar
verhieven zich de sombere, re
gelmatige blokken der onbe
woonde huizen; geen schijnsel
gleed door de gesloten vensters
naar buiten; niet het minste
gedruisch verstoorde de stilte.
De Armeniër duwde een toe
slaande deur open, die achter
hem dicht viel. De vier Fran
schen bleven stil staan; zij
drukten hun gezichten vlak
tegen de reten van de deur aan
schouder leggende, zeide hij
hem:
Zeg eens, goede vriend.
ge moet hier niet gaan liggen
slapen; die plaats is onge
zond.
De Armeniër richtte 't
hoofd opwaarts; 't was een
grijsaard met witten baard: hij
nam de soldaten, die hem om
ringden, met een verwonderd
gelaat van het hoofd tot de
voeten op.
Ik bad, zei hij in het
Fransch.
Stilte heerschte er. Nonodi
scheen eenigszins onthutst.
Zoo iets is natuurlijk niet
verboden, antwoordde hij langs
zijn knevel strijkende... maar
't doet er niet toe, 't komt mij
verdacht voor. Hoe heet deze
plaats?
In het jaar
van de schepping der wereld
toen in den beginne God schiep hemel en aarde,
vijf duizend honderd negen en negentig;
van den zondvloed echter
twee duizend negenhonderd zeven en vijftig;
van de geboorte Abrahams
twee duizend en vijftien;
van Mozes en den uittocht van het volk Israël uit Egypte
vijftien honderd en tien;
van David's kroning tot koning
duizend twee en dertig;
in de vijf en zestigste week volgens Daniël's profetie;
in de honderd vier en negentigste Olympiade;
in het jaar vanaf de stichting der stad Rome
zeven honderd twee en vijftig;
in het twee en veertigste jaar der regeering van
Keizer Octavianus Augustus;
terwijl over heel de aarde de vrede heerschte;
in het zesde tijdperk der wereld;
heeft Jezus Christus,
Eeuwige God en Zoon des Eeuwigen Vaders,
de wereld door zijn liefderijken komst willen heiligen,
is Hij Ontvangen
van den Heiligen Geest
en toen er negen maanden na de ontvangenis verloopen waren,
is Hij te Bethlehem in Juda.
Menschgeworden en geboren
uit de Maagd Maria.
een burger die een lantaarn
draagt Drommels! waar mag
hij naar toe gaan?
Decius voelde de spottende
blikken van zijn kameraden op
zich rusten, hij nam zijn ge
weer op en riep uit:
Die, daar ginds, zal me
den angst betaald zetten welke
bij mij aangejaagd heeft!
De sergeant hield hem even
wel tegen.
Geen dwaasheden, voor 't
oogenblik: we moeten te weten
komen wat dien zonderling
hierheen lokt. Laten we hem
volgen, maar zonder gedruisch
te maken!
De Ster kwam in de vlakte
uit. Daar was de schaduw min
der dicht en bemerkten de vier
soldaten den nog tegen den
bloedrooden schemering der
lucht zich afteekenenden man,
die de lantaarn droeg; men on
derscheidde zijn schaduwbeeld,
met een lang kleed omhangen,
zijn hoofd was bedekt met de
spits uitloopende muts der Ar
meniërs. Hij begaf zich in een
en keken. De man was een
groot prachtig en verlaten
kerkgebouw ingegaan; zijn
lantaarn wierp op de gouden,
gebroken en zwart geworden
mozaïken, vreemde, roseachti-
ge stralen uit; een vier dub
bele rij ranke zuilen steunde
het gewelf, dat op sommige
plaatsen open was. De Arme
niër zette zijn lantaarn op dën
grond en viel te midden van
den ledigen tempel op het aan
gezicht neder.
Dien kerel daar vertrouw
ik niet, sprak de sergeant; het
komt me voor, dat 't oogenblik
daar is.vooruit jongens, de
wapens gereed houden, en laat
mij maar begaan.
Vervolgens op zijn beurt de
deur openduwend, betrad hij
het gebouw, gevolgd door zijn
kameraden. De man verroerde
zich niet bij het vernemen van
het gedruisch; hij bleef in dee
moedige houding neergeknield,
met het hoofd tegen de vloer-
steenen. Nonodi trad op hem
toe, en hem de hand op den
Het is de kerk der Ge
boorte.
De soldaten wisselden een
blik: die woorden brachten hun
iets te binnen.
En de naam van de plaats
zelve? hernam de sergeant.
Bethlehem.
Een zoodanige toovermacht
omzweefde dien naam, dat de
soldaten opsprongen; Decius
ontblootte onwillekeurig het
hoofd. Deze beweging, uit ont
roering voortvloeiend, ontging
geenszins aan 't oog van den
pelgrim; hij richte zich tfeder
overeind en zijn lantaarn op
nemende voegde hij hun toe:
Volg mij.
Alle vijf togen dwars door 't
kerkgebouw heen; de Arme
niër liep voorop, gebeden pre
velend; de soldaten volgden
hem voorzichtig. Zij waren
door een ongekenden indruk
aangegrepen. Zij daalden een
stoffige steenen trap af, hol
weergalmden hunne zware
voetstappen; beneden bevond
zich een smalle witmarmeren
poort; deze poort verleende
toegang tot een uitgestrekte
spelonk, uit een reeks kleine
afdeelingen en smalle gangen
len van altaren en stukken
samengesteld, door overblijfse.
marmer versperd; zware druip,
steen vormde het gewelf.
De Armeniër bekommerde
zich weinig om het menschelijl;
opzicht, onbevreesd om die
goddeloozen belichtte hij alles
met zijn lantaarn en legde den
Franschen alles uit:
Hier bevind zich de Krib.
be, waarin het Kind werd neer
gelegd; hier lag de Maagd
neergebogen; hier lagen de
en de ezel vastgelegd; hier
knielden de Herders neer...,
En de vier soldaten, met ont
bloot» hoofden, aanvankelijk
nieuwsgierig, vervolgens aan
gedaan, raakten in gepeins
over die dingen, welke in hun
harten de vervlogen herinnerin
gen van hun verre jeugd, de
lieve verhalen, welke hun moe
ders vertelden, deden herleven,
Hun geest was vol verbazing,
nu zij zich daar bevonden op
die uitverkoren plek, voor im-
merberoemd; in die grot, ver-
maarder dan de trotsche palei-
zen, en welke roem daarin zijn
oorsprong vindt, dat zij eeni
ge uren den Armste der kinde
ren der menschen tot schuil
plaats diende.
De pelgrim gaf een verkla
ring, hoe sedert eeuwen de ge.
lüovigén zich in dit onderaard-
s'che gewelf hadden verdron
gen, duizenden waskaarsen
verlichtten het, de koningen
van. geheel de wereld hadden
het met wonderwerken ge
tooid; vervolgens was de oor
log uitgebroken. De Franschen
hadden het land overweldigd
en de heilige plaatsen waren
verlaten geworden. Hij, de
eenige geloovige onder de ket-
tersche bevolking, door den
inval geenszins verjaagd, hij
kon het niet van zich verkrij
gen, dat in dezen nacht van
Kerstmis de plek van de Ge-
boorte zonder eenig huldebe
toon bleef. Na dit gezegd te
hebben knielde hij neer en
zonder zich verder om de aan.
wezigen te bekommeren, ver
diepte hij zich in 't gebed.
Nonodi, Decius, Tournesol en
Pimprenelle dachten er niet
aan heen te gaan. Zij waren
door een machtige en zoo tee-
dere aandoening aangegrepen,
dat weerstand onmogelijk
wasDie plek, waar sedert
negentien eeuwen de bedroef
de menigten waren heenge-
sneld, waar zooveel harten
hunne gebeden hadden uitge
stort, die heilige plaats hield
hen in verteederde kalme over
peinzing terug. De sergeant
deed geen pogingen om de
tranen te verbergen, welke
hem langzaam uit de oogen rol
den, zijn kameraden vingen
bij toeval zijn gefluister op bij
het aanschouwen van de
Kribbe:
Arme kleine!
Het was wel een eenigszins
onbeholpen gebed, dat in de
zen vorm aan zijn hart ont
snapte; maar het beantwoord
de zoozeer aan zijn innerlijke
gevoelens, dat het even g
als de heerlijkste lofzangen,
zijn vlucht naar den hemel
heeft moeten nemen.
En het was een vreemde
nacht voor die vier mannen,
door zooveel lotgevallen ge
hard, doch wier onverschillig
heid hier wegsmolt gelijk
sneeuw onder een warme zo
merzon.
Het was zonder twijfel niet
het vuur der eerste Christenen,
dat hen bezielde, nog minder
het verlichte geloof, waaruit
de krachtige overtuigingen
ontstaan; neen alleen het ver
leden van ongekunstelde
vroomheid, die in elk Franse
hart sluimert, ontwaakte al-
Vetvolz pas- 1